Warmte weg. Fijn, maar toch…

Vandaag de laatste hittedag, belooft het weerbericht. We zullen zien, niets is het klimaat te gek. Ik voorzie Sinterklaas en de kerstman in een luxe resort op de Noordpool, koelers op superkracht. In ernstige bespreking over tropenkostuums.
Enfin, dat is hun zorg.
Van de ene kant is het goed dat de tropenweken eindigen, de hitte was soms zwaar.
Aan de andere kant vind ik het jammer. Natuurlijk, je zweette veel, alles plakte aan je lijf, je kwam pas tot leven in het zicht van ventilator/airco.
Maar het was het zo makkelijk.
‘Kijk niet naar de rotzooi, het is te heet om te poetsen’  was mijn mantra tegen iedereen  en  mijn matglazen spiegelbeeld.
Dat komt later wel, dacht ik erachteraan, als het frisser is.
Dan laat ik het daglicht in huis door de ramen te lappen, schep de bergen stof op, geef de vloeren hun eigen kleur terug. Misschien dat ik de keukenkastjes afdoe en een paar spinragen weghaal en zo. Ik zie wel hoe ver ik kom. Er volgen tenslotte nog meer dagen.
Morgen zal het moeten gebeuren.
Ik heb er zin in.
Nou ja, een beetje dan toch.
Eigenlijk maar een heel erg klein beetje.
Piepklein.
Ook dat zien we morgen wel.
==

Huisvrouwen

Er kwamen plannen bij me op toen ik de zon zag.
Zal ik gaan huishouden, ramen open gooien, vloeren doen?
Je begrijpt de oude mop: even gaan liggen, dan gaat zoiets snel over.
Toch was ik half en half serieus.
Op mooie dagen denk ik nog steeds aan enkele van de vroegere kennissen. Zij wasten  gordijnen, lapten ramen, zetten de laarzen in het sop, schrobten de schuur, maaiden het gras, poetsten of hun leven er vanaf hing,  want ‘met het zonnetje erbij werkt het beter.’
Ze hadden vast en zeker gelijk.
Ik dacht daar anders over. Liever genoot ik van de fiets in de buitenlucht en poetste als het nodig was, daar had de zon niks mee te maken.

Soms voelde ik me dan schuldig, de blikken van een paar ‘echte’ huisvrouwen  waren dodelijk.
Of jaloers.
Gelukkig  groeide ik daar overheen.
Maar nog steeds komt het bij me op als het mooi weer is: eigenlijk zou ik de ramen moeten doen of zo.
Heel eventjes.
Ik raak het nooit helemaal kwijt.
Rotwijven.
=

Huishoudstof

Robotje heeft het begeven. Hij kon niet veel hebben, de ziel.
Nu sleep ik de grote stofzuiger door de slaapkamers.
Het werk op zich is niet erg maar aan het geduik onder bed heb ik een pesthekel, ik betreur de dag dat we vast tapijt hebben laten leggen.
Nee, dan een vroegere vriendin die kamermeisje was in een hotel en zich onder een bed verschool om een collegaatje te laten schrikken.’Ik hoorde de deur opengaan en zag een paar schoenen, schoof er boe-roepend op af en greep de enkels voor ik merkte dat het een gast was…’
Zulke gezellige dingen beleef ik nooit als ik onder mijn bed stof lig te verzamelen, mijn  stofzuiger loeit alleen maar en stinkt er ook nog bij.
Dat hadden de vrouwen vroeger beter voor elkaar. Een paar halen met de zwabber, leegschudden uit het raam en klaar. Niet dat het schoon werd, wolken stof vergezelden je bij het omdraaien.
Dit alles overdenkend, voorover liggend en harkend onder mijn laag-bij-de-grondse bed, besloot ik een nieuwe robot te kopen.
En hem niet meer van de trap te laten vallen, het zijn zwakke broeders.

Huishouden

Kom, dacht ik bij het zien van matglasramen, stof, wasgoed, spinnenwebben en afwas, laat ik vandaag eens wat aan het huishouden doen. Het is net zo goed bewegen als fietsen en wandelen.
Ik vulde de wasmachine en vaatwasser en zocht een ragebol. Dan de tuinslang. Zette het robotje klaar.
Het was best veel werk hoor.
Zeep toevoegen, knoppen indrukken, met swiffer en plumeau zwaaien, oog houden op de apparaten, kraan opendraaien en buitenramen spuiten, ik geef het je te doen.
De koppen koffie vooraf, in pauzes en erna had ik serieus verdiend, dergelijke inspanningen vereisen pittige brandstof.
Nu is het klaar.
Inderdaad, schoonmaken is dankbaar werk en weet je wat er ook zo prettig aan is,  dat je naderhand in een nieuw huis lijkt te wonen, zo licht, spiegels doen het weer, kleding- en keukenkasten zijn verrassend vol, een tevreden gevoel overvalt je.
Over een half jaar doe ik het weer.
Dan lees ik maar een paar boeken minder.

Van wie?

Er moet gestofzuigd worden.
Ik moet naar de groenteboer.

Het dekbed moet gelucht.
Dat brood in de diepvries moet op.
Ik moet de ramen lappen.
Er moet geschoffeld worden.
Ik moet opstaan.
Ik moet op visite.
Er moeten…
Ik moet…  waarom eigenlijk?  De kat was verstandiger.
( Nu moet ik nodig en dat is echt)

Voorjaarsonrust?

Daar heb ik weinig last van.
Vroeger vond ik het logisch.  De hele winter zat een gezin gepropt in een rookhol, zowel van benauwende haarden als van sigaretten, gebukt gaande onder de ‘gezelligheid’ die toen heette te heersen en dan nog diverse kookluchtjes waar geen klapraampje tegenop kon.
Voor kinderen ging het wel; feestdagen hielden de sjeu er in en bij sneeuw en ijs was er het genot van schaatsen en sleetjes.
Sommige moeders echter haakten naar schone lucht.
Weg met dat gebruinde behang,  berookte gordijnen en tafelkleed,  muffe beddengoed en onfrisse kasten vol kleren, in het sop ermee. Wasmachines snorden, stofzuigers galmden in holle kamers, een paar dochters raagden en lapten.
Mijn moeder en menig zus en tante heb ik na afloop zien genieten als ze blij rondkeken en snoven: wat ruikt het hier weer lekker.
Vergelijkbaar met een softdrugje. En de opgewektheid hield dagenlang aan

Als kind vond ik het spannend maar heb die behoefte al lang niet meer.
Behangen en schilderen? Dat zie ik nog wel.
Kasten en kelder opruimen? Dat heb ik al zo vaak gedaan, ik ga de spullen niet nogmaals verplaatsen. Hetzelfde geldt voor schuurtje en garage.
Vliering? Laat die stofdraden maar hangen, ze vormen een geschikt gordijn om de rommel aan het zicht te onttrekken.
Er wordt niet gerookt en gestookt, de cv doet zijn werk. Stofzuigen doe ik wekelijks net als bed verschonen en vitrages heb ik niet meer.
Waar ik wel om geeft zijn de eerste bloemen en ik kan het niet laten om iets fleurigs binnen te halen.
Ze staan midden op tafel, truttig misschien maar ik vind het prachtig.
Blij kijk ik rond , snuif en denk: wat ruikt het hier weer lekker.

Behangen


Er liep me een verhaal over de vroegere Grote Schoonmaak in handen.
In ons nog prille huwelijk wilden wij ook eens ander behang en nieuwe kleuren in huis.
We beraadslaagden niet lang. Ook vroegen we geen advies aan ouders, die bemoeiden zich overal mee.
We gingen naar een behangwinkel en kozen een mooi dessin.
‘Hoeveel rollen?’ vroeg de verkoper.
Goeie vraag.
‘Uhm, 2 muren van vier meter lang en 2,5 hoog en 2 korte wanden min de schoorsteen, ramen en deuren……’ begon echtgenoot, hij was tenslotte de kenner, zijn moeder deed dit elk jaar..
De verkoper keek ons aan. Hij verkocht een heleboel.
Thuis zetten we tafel en stoelen aan de kant en rolden het behang uit op de grond, knipten de banen op maat en smeerden ze dik in. Tijdens het indrogen haalden we snel de snuisterijen van de muur en schoven de trapkruk aan. We konden beginnen.
We kregen het voor elkaar.
Trots waren we op ons werk,  ook dat we ondertussen de baby gevoed, verschoond en gewiegd hadden, rommel opgeruimd en afhaalchinees aten. Wie deed ons wat?
We waren piepjong.

Huisvrouw

Dat is het woord waaraan ik status ontleen.

Een andere benaming is er niet voor een vrouw die geen baan buitenshuis heeft. Nu stelden vroegere buitenshuise baantjes niet veel voor dus is het geen punt dat ik later opnieuw huisvrouw werd net als in de eerste jaren van ons huwelijk. In die tijd was ik ook  pedagoge, verpleegkundige, tuinvrouw, fietsenmaakster, kokkin, naaister, kortom, een multitaskster waaraan een huidige opschepster niet aan kan tippen. Vermoedelijk zou een huisvrouw er haar hand niet voor omgedraaid hebben haar kinderen van hun blinde darm af te helpen als het zo uitkwam.
Huisvrouw dus.
Niet dat ik het was, ik spéélde het slechts; op enkele karweitjes na vond ik het een moeilijk beroep en spiegelde me aan de ervarener buurvrouwen om de spelregels te volgen. Zo wist ik uiteindelijk wanneer het ramenlappen aan de orde was, leerde de bedden-verschoonscène en hoe de was wit te houden. Uiterst nuttige lessen want zo kreeg ik het spel onder de knie.
Dat schonk een soort voldoening die me matig voldeed maar ook dat leerde ik.

Nog herinner ik me de ultieme trots bij een zorgvuldig gestreken stapel luiers zo wit,  bijna verblindend en waarin de babies amper in durfden te poepen. Niettemin groeiden ze op in redelijk geestelijke gezondheid.

Nu ben ìk de ervarene.
En spiegel me opnieuw. Aan de jonge stellen die geen tijd hebben zich druk te maken om gestreken theedoeken.
Zij kennen de spelregels veel beter.