Hebben honden mensenkennis?

In de roman die ik las kwam een kat voor die een hekel had aan iemand, zo vurig dat hij de man krabde als hij de kans kreeg. Of een kat dat echt zou doen is een vraag.
Mij deed het onmiddellijk denken aan R, een vroegere vriendin.

Elke hond die we hadden (nou ja, in totaal maar 3) was bang voor of kwaad op haar.
Zodra ze de achterdeur opendeed reageerde de eerste (fox)  door op te vliegen en in de verste hoek  zitten terwijl een fox niet bang is aangelegd.
Bij de volgende (basset) werd het grommen en tanden laten zien, zo ver mogelijk van haar af.
De laatste (spaniel) zat haar -ook al op een afstandje-  in de gaten te houden, bij bewegingen gaf hij een inwendige grom.
Later, toen we geen dieren meer hadden, kwam er een  vinnig  dwergpoedeltje op visite, tegelijk met R. Je raadt het al, het beest ging tekeer als een razende en we moesten hem buiten zetten waar hij zich schor kefte.
Ze probeerde wel eens een aaitje maar ze lieten het niet toe, hapten zelfs naar haar hand.
We vroegen of ze dat elders ook tegenkwam, die hekel van dieren. Ze wist het zelf niet.
Aan de katten merkten we niets, die smeerden hem sowieso al als het te druk werd.

We hebben nooit geweten wat zij in zich had waarmee ze de honden zo op stang joeg.
Ze gedroeg zich heel gewoon, we konden het goed met elkaar vinden.
Misschien dat haar harde stem, samen met haar drukke manieren iets opwekten? Voelden ze haar onverschilligheid als een afwijzing? Het is raden.
Zou het dan toch waar zijn dat dieren een karaktertrek onderkennen? Maar welke dan?
=

Die hond.

Toen puppy-lief een valsaard werd
bekeek hij kat en kippen
anders dan de tijd daarvóór.
Hij likte steeds zijn lippen
bij’t zien van de onnozelen
die door zijn glurend blikveld stapten
en van zijn hongerige smoel
geen ene mallemoere snapten.

De kat werd maarts-verleidelijk
en streek met krolse krullen
langs die van het kwaaie dier
die ’t liefst met haar zijn bak zou vullen.
Grommend en gemeen-chagrijnig
zat de rothond daar te wachten
tot zijn baas niet slechts de kat
maar alle kippen zou gaan slachten.

Maar de baas nam zijn geweer
en schoot de slechte hond terneer.
=

Over honden

Deze keer keek ik naar de rijdende rechter, mr. Visser.

Meestal zap ik voorbij. Aan de eisen van beide partijen liggen vaak zoveel klachten ten grondslag dat ik me òf in alletwee kan vinden  of ze juist als zeikers en zeurders zie.
Nu echter trokken de blaffende honden mijn aandacht, een van de ergernissen.
Ik woon zelf in een woonwijkje en weet hoe storend dit is. Een eufemisme, in werkelijkheid word ik er gek van.
Begrijp me goed, ik houd van ze, vind ze schattig, maar heb geen begrip voor doorlopend geblaf, gekef en gejank. Voed zo’n dier op of begin er niet aan.

Waarom houden mensen een hond? In volgebouwde straten heeft waakzaamheid geen functie, ergo, het zal voor de aanspraak zijn. (Lach niet, er worden diepgaande gesprekken gevoerd tussen mens en dier).Gezelligheid. Leuk voor de kinderen. Dierenliefde, noem maar op.
En dan? Dan laten sommige eigenaren de hond buiten zitten. Waarom is me niet duidelijk. Afleiding is er niet dus het beest slaat aan bij alles wat langs komt, postbode, fietsers, wandelaars, buren, vogels en verveling. Misschien wil het bij de baas zijn en blaft om aandacht, soms een uur of langer. Soms kunnen ze niet alleen zijn en treuren een lange middag, luid jankend. Menig baasje vindt dit niet erg, sterker, ze snappen vaak niet wat het probleem is. Anderen wel.
Je zou er maar naast wonen, zelfs meerdere straten verderop is het geblaf nog hinderlijk.
Klachten over dit onderwerp onderschrijf ik helemaal. Over katten en vogels, kippen en ander dierage kun je van alles zeggen maar niet dat ze je rust verpesten wat geluid betreft.
Visser vonniste m.i.dan ook terecht dat de dieren weg moesten al had dit ook te maken met gebrekkige hygiene.

Twee verschillende honden

 Ze wachtten.
Hun baas had ze vastgebonden aan een fietsenrek, ‘rustig blijven, jongens, ik ben zo terug.’
De een was wit met zwarte vlekken, de ander was bruin. Naast elkaar zittend zagen ze er schattig uit en vertederden de mensen, werden geaaid en getutteld.  De lichte kwispelde verzaligd, de bruine reageerde matig enthousiast, zijn ego was te groot voor gepoezel.
Het duurde lang en na een kwartier werd de bruine, die altijd al slecht luisterde, ongedurig en ging staan.
– Hela, blafte hij naar de ingang, komt er nog wat van?
– Aiaiai, jankte de lichte, je mag niet ongeduldig wezen.
De bruine snauwde. -Zeur niet schijterd, en hij begon weer te blaffen. -Schiet es op, hoe lang duurt het nog?
-Ooooo, wat ben jij brutaal, dat ga ik straks vertellen, moet je zonder eten naar je nest. De lichte watertandde al, hij voorzag een dubbele portie brokken.
Geërgerd draaide de bruine zich om. -Hebberige klikspaan, moet je een schop? Hij trapte met zijn achterpoot de lichte op de tenen.
Die begon te huilen, -woehoehoevvv….
Toen werd de bruine pas echt kwaad; hij duwde een paar keer, de lichte maakte zich klein. Hun riemen en staarten draaiden ineen, het fietsenrek wankelde, de lichte huilde nog harder. Mensen bleven staan en riepen -Dolle honden, dolle honden, laten we ze afmaken!’
Net op tijd kwam de baas naar buiten. Hij overzag het tafereel en ontmoette de blik van de donkere die hem kwaad aankeek.
-Sorry sorry, hij haalde de vastgeknoopte riemen uit elkaar en de staarten. Met gehavende vacht, de lichte trekkebenend, zetten ze de sokken erin, ze trokken hun baas mee, al maar rennend tot ze thuis waren.
Daar mochten ze los lopen en kregen als troost een bak brokken-vanille met chocoladeijs toe.
-Voor die ene keer jongens. Morgen doen we weer normaal.
De lichte likte zijn hand.
De bruine keerde zich walgend af.
-Slijmerd.

ps plaatje is van Internet.

Honds genoegen

Zorgvuldig inspecteerde ik de tuin op vergeten broodkorstjes, de prullenbak op verdwaalde kauwgom en de schuur op  wasgoed.
Er kwam een gast.
Voor iemand een verkeerde indruk krijgt, ik ben echt niet gewend om brood in de tuin te begraven, ook niet om vuile was lukraak te dumpen en al helemaal niet om eetwaar in de prullenbak te spugen.
Maar honden zijn rare beesten.
Onze eigen spaniels en basset vonden het een feest in de wasmanden te duiken en te paraderen met een geurige sok in hun bek. Met even grote bezetenheid kauwden ze zich door het afval, ze vonden gegarandeerd een snoeppapiertje en welke smeerlapperij ze uit de grond haalden kun je maar beter niet weten, ze kregen een tienjarig bot nog boven, met wurmen en al.
We hebben meer dan eens meegemaakt dat de kat een muis voor onze voeten legde en zijn vangst streng diende te bewaken omdat de hond al hebberig liep te kwijlen.
Nu heb ik geen beesten meer, maar af en toe komt er een op visite, een doddig dotje dat je hart steelt  maar mèt alle hondse eigenschappen.
Ik prijs hem de hemel in, in de hoop dat hij gezellig bij me blijft en de achtertuin over het hoofd ziet.
Ach gut.
Met graagte luisterend checkt hij alvast de prullenmanden.

Na drie zinnetjes en dertig aaitjes staat hij bij de achterdeur, krabt een paar keer en kijkt naar me.
‘Vergeet het maar,’ zegt hij. Want dat is ook typisch honds: ze kunnen praten.

Hond Anke

Heb ik wel eens verteld van Anke, de bazige basset?
Op een dag bracht man haar mee.
Nog geen jaar oud was ze al een behoorlijk bakbeest. Het zijn redelijk zware dieren op lage poten. En eigenzinnig.
Dat heb ik geweten.
Die eerste avond moest manlief weg zodat ik, toen de kinderen op bed lagen, alleen was  met haar. Ik wist niet goed wat te doen en klopte op de bank. Ze sprong er op, ze nestelde zich lekker tegen me aan. Daar viel ze in slaap.
Lekker of niet, na een poosje werd het me te warm. Zachtjes duwde ik haar opzij.
RRRRR, klonk het vanonder een hanglip.
Oei.
Wat later deed ik een nieuwe poging. Weer was het  RRRRRRRR, er ging ook een geërgerd oog open.
Bangelijk gaf ik gauwgauw een aaitje. Daarop klopte haar staart de zitting wat me weer vertederde.
Na nog een paar minuten moest ik naar de wc en wilde opstaan, langzaam en ‘zoetmaarzoetmaar’ prevelend rees ik. Onmiddellijk  RRRRRR-de ze nog harder en keek me aan, nu met beide ogen. Ik zakte weer.
De situatie werd nijpend. Ik wiebelde, Anke deinde mee, ik durfde geen vinger te bewegen tot eindelijk, eindelijk echtgenoot thuiskwam en ik op kon staan.
Anke liet zich koninklijk begroeten, de uitsloofster, man lachte zich krom.
De dagen erna raakten we aan  elkaar gewend. Ze was een van de liefste honden die we ooit hadden.

Pukkie – Puk

Pukkie is een onooglijk tekkeltje.
Niettemin voelt hij grootse daden in zich opwellen bij het aanhoren van buurvrouws klaagzang.  Haar verlangens raken hem diep.
Jankend van medeleven trippelt hij in de gang heen en weer tot ergernis van zijn baas.
‘Wat een vervelend gedoe,’  foetert de laatste tenslotte, ‘moet je echt zo nodig? Ga dan maar.’ Hij zet de deur open.
Opgelucht vliegt Pukkie naar buiten, snuffelend langs schroeiende sporen vindt hij tenslotte  het  weeklagende buurvrouwtje.  Haar dankbare blik ontroert hem en met overgave verricht hij een van zijn allerbeste werken.
Voldaan (beetje rare uitdrukking in dit geval maar zo voelt hij het)  keert hij huiswaarts.
Heroïsch loopt hij de inrit op, kop omhoog, tevreden nasnuivend.
Zijn baas, die hem  opwacht, verbaast zich zeer.
‘Hé Puk, je bent gegroeid…’

Hond


Er kwam me een oude foto onder ogen van een van de vroegere honden. Ze zat half in de sneeuw, de rest tussen het geboomte.  De foto is te slecht om af te beelden.
Het was een spaniel die we kochten in een kennel waarvan de eigenaar vertelde dat het een prima dier was, trouw tot op het bot, een lieve teef, zindelijk, kortom, een hondenwonder.
Toen man er mee thuis kwam schoot het mirakel onmiddellijk onder een kast en bleef daar liggen tot we haar met worst en kaas naar buiten wisten te krijgen; daar verdween ze onder de coniferen.
Een bangelijk beest, begrepen we. We zouden ons best doen voor de arme meid.
Het lukte ons haar binnen te krijgen, en weer naar buiten, en weer en weer, geplaagd door een storend probleem: ze was omgekeerd zindelijk. Uren liepen we met haar rond, bossen in en uit, we doorkruisten zo’n beetje de complete Peel en wat denk je? Ze deed alleen de keutels maar liet geen druppel los tot ze binnen was. Daar loosde ze alle opgespaarde wateren
Na een eindeloze plas die ons bijna deed verdrinken waren onze goede voornemens verschrompeld en bracht echtgenoot haar terug.
Hij nam een nieuw exemplaar mee terug maar dat is een ander verhaal.
Eerst moest het huis droog.