Het was al even geleden dat ik de hemel bezocht.
Petrus’ reacties op mijn aankomst waren te nukkig, hij mocht me niet.
Toch wilde ik er nog eens naar toe en belde aan.
‘Jij weer… *zucht* …’
‘Ja en?’ reageerde ik,’heb je er last van?’
Hij antwoordde niet, ik hoorde het tiktik van toetsen en de deur zwaaide open. Niet ver, ik kon er net aan door.
‘ik wil graag even met meneer God praten, welke van de drie maakt niet uit… ‘ begon ik maar hij hief een hand op.’Weet ik al. Je kent de weg.’
En daar was ik in Gods bureau.
Meteen kwam ik tot rust, viel in een zalige fauteuil en slurpte van zijn zalige koffie.
Welwillend bekeek hij me.
‘Vertel het maar, Bertjens.’
‘Tja, eh, de toekomst voorspelt U nog steeds niet?’
‘Nee Bertjens, dat weet je. Denk liever zelf vooruit. Het gaat zeker over corona?’
Ik aarzelde.
‘Want’, ging hij verder ,’dat kan ik niet doen, de mensen moet het zelf zien uit te vogelen. Ik gaf ze toch verstand?’
Over dit heikele onderwerp hadden we al eerder aanvaringen dus dat liet ik rusten.
‘Tja’, schepte ik moed, ‘ik hoopte eigenlijk dat u, op grond van onze speciale vriendschap, een goed woordje zou doen in de staatsloterij van 10 oktober…’
Er viel een stilte. En donkerte. God stond recht en wees me de deur.
–
Ik vrees dat het de eerste jaren niet meer goed komt.
===
Categorie: god
Kort lontje
–

Misschien moet ik meer geduld hebben, oefenen in verdraagzaamheid. Maar dat duurt zo lang, ik heb geen zin om heropgevoed te worden laat staan door mezelf.
Over god en geloof
–
Dacht ik een onderhoudende familieroman in handen te hebben, stuit ik op de tweede pagina al op ‘God is bezig om duidelijk te maken dat ik je heel hard nodig heb‘. Bedoeld als liefdesverklaring.
Ik slikte maar zette door.
Het was een tragisch begin; een gestorven baby, slecht huwelijk, verse weduwnaar en binnen het eerste hoofdstuk waren alle gedupeerden al verzoend met hun verdriet omdat ze, ieder voor zich, begrepen dat het ‘gods grote geheel‘ was waar ze weliswaar niets van snapten maar met een vormelijk woordje van protest toch aanvaardden. De ware gelovigen.
Daarna legde ik het boek weg, wetend dat de spanning uit het verhaal zou zijn. Zulke boeken vind ik vreselijk, oervervelend en bovenal beschamend
–
Waar die aversie tegen een geloofsgetuigenis vandaan komt weet ik niet; uiteraard werden we op de Lagere School overvoerd met katechismus, preken, zonde, bidprentjes en kerkgang maar dat werden de andersdenkende kinderen ook.
Toch leken wij roomsen (reeds in de jaren ’60) minder eerbiedig tegenover het geloof te staan dan de buurkinderen van andere gezindten. Spottender en brutaler ook.
Zou de katholieke god overdreven veel aan magische macht toegeschreven zijn?
Om de mensen in een maagdelijke zwangerschap te laten geloven is natuurlijk niet meer van deze tijd. Net zomin als het idee van de communie, een gestileerde vorm van kannibalisme.
En dan nog het celibaat, een onmenselijke zaak om dit levenslang te eisen.
Dit -en meer- is alles bij elkaar een onlogisch mengsel van geloofspunten dat een gemiddeld ontwikkeld mens ongeloofwaardig, soms zelfs lachwekkend voorkomt.
Misschien is dat de oorzaak van mijn hekel aan genoemde boeken. Maar andere religies hebben ook zo hun eigenaardigheden en die worden wèl gerespecteerd. En katholieken werden door andere groepen weer als losbandig gezien.
Ik kom er nooit uit, de vraag komt herhaaldelijk terug.
–