Gezin wandelde door het park.
Vader en moeder, een stuk of wat kinderen dwarrelden om hen heen.
Ze bleven staan bij de eendjes, bekeken het podium waar geen muzikanten zaten, zochten een bankje. Praatten wat met bekenden.
De kinderen verveelden zich. Er was niet veel te doen, in een verloren hoek lag wat speelzand.
‘Mag ik een ijsje?’
‘Straks’
Ze liepen van eendenvijver naar volière en terug, schopten een paar keer door de zandbak, joegen elkaar op en trokken gezichten naar de vogels.
De ouders zagen het aan, smiespelden wat en en besloten tot de terugwandeling maar eerst het ijsje, dan was het kroost zoet tot ze thuis waren.
Zo geschiedde.
Een van de meest langdradige manieren om de zondagmiddag door te brengen was achter de rug.
Het was niet altijd strandweer en je moest toch wàt met de kinderen, het park was voorhanden.
Je kwam er dan ook bekende gezinnen tegen.
Heel gewoon.
–
Dit is een impressie van eind jaren vijftig. Latere generaties hadden ongetwijfeld andere manieren om de zondag stuk te slaan.
==
gewoon
Wat heet gewoon?
Nog een probeersel om iets normaals te schrijven.
–
Veel mensen hebben wel iets wat ongewoon is, beter gezegd: wat ze zelf apart vinden. Ze denken dat ze anders zijn, vooral pubers. (ik dacht toen dat ik er raar uitzag en bleek met velen te zijn).
Wanneer je meer mensen leert kennen ontdek je eigenschappen of gewoontes die je niet verwacht.
Volwassen mensen spelen met poppen, zingen complete aria’s voor de spiegel, imiteren serieus beroemdheden, doen aan travestie (dit meestal in het geheim), ontpoppen zich als de meest onverwachte figuren en verzamelaars van iets nieuws, van molshopen tot driepotige kikkers of wat dan ook.
Komisch was dit, zelf gezien:
iemand veegde regelmatig de stoeptegels nauwkeurig tot de voeg naast de buren, ging te bezem eroverheen strooide hij wat vuil terug.
Later leerde ik dat al die dingen niet bijzonder waren, het was heel gewoon dat mensen iets anders wilden dan de geijkte liefhebberijen. Zich ergens mee onderscheiden. Toe te juichen zelfs, het maakt gelukkig.
Gewoon goed.
==
(on-)gewoon
Er was eens een echtpaar.
Twee kinderen, kat, hond, konijn en hamster.
Ze woonden in een gemiddelde woning in een doorsnee straat.
En reden een degelijk wagentje waarmee ze Spanje konden halen.
Hij werkte bij een beveiligingsbedrijf als tweede bewaker, zij was invalcaissière in een supermarkt.
Ze leefden als ieder ander gezin.
Op z’n tijd was er blijdschap en verdriet, moois en lelijks, salarisopslag en verhoging van huur. Dieren overleden of kregen nestjes.
Herkenbare aardige mensen.
Zo doodgewoon, zo door en door alledaags, ze zouden nergens opvallen als ze niet allemaal een punthoofd hadden.
==