Nogmaals over geloven

Ik hoop dat dit voorlopig de laatste (beknopte) oprisping is.
Voorop even dit:
Wie genoeg heeft van dit onderwerp, sla het gerust over.
katholiekbible-1297745__340
Hoe andersdenkenden het meekregen weet ik niet, ik zat op een katholieke school en daar leerden we over een god van liefde.
Onze Lieve Heer, De goede Herder, Vergevingsgezinde (biechten), Liefhebbende God, en meer  benamingen die wezen op een schepper met een oneindig groot hart die alle mensen beminde en nooit te beroerd was een gevallene  te helpen. Hij bood zich  zelfs aan als voedsel (communie) waarbij je absoluut niet  aan veredeld kannibalisme mocht denken maar het idee moest krijgen dat je iets van zijn waarde binnenkreeg.
Kortom, een beter wezen bestond niet.En dat allemaal vanuit zijn oneindige goedheid.
Daar stond wel iets tegenover, zie eerste drie van de Tien Geboden:
1 Gij zult geen afgoden vereren, maar Mij alleen aanbidden en boven alles beminnen.
2 Gij zult de naam van de Heer, uw God, niet zonder eerbied gebruiken.
3 Wees gedachtig dat gij de dag des Heren heiligt.

Geen misselijke eisen.
De Lachende Kerk   zou  volgens die regels vroeger regelrecht zijn afgewezen als ketterij.
Maar alla, de priesters waren niet flauw, sommigen begrepen de benepenheid van  overdreven voorschriften en de welkome uitlaatklep,  daarmee bleef menige ziel behouden.
De tien geboden echter zijn, bij mijn weten, nooit herzien.
Hoewel niet iedereen ernaar handelt blijven ze staan als voorwaarden om een goede christen te mogen heten.
Een god wordt niet gezien als een mens,  anders zou je zeggen: hoe arrogant kan iemand zijn.  Zelfs als jong mens vroeg je je al af hoe iemand dit verzonnen krijgt.
Maatschappelijke  leefregels zijn prima, een religie kan daarbij helpen, jammer dat juist religies over de schreef gingen/gaan wat betreft geloofwaardigheid.
=

Nog even over woorden

Hoewel ik godsdienst lang geleden heb afgezworen gebruik ik vaak termen daarvan.
Mijn god – goddeloos lelijk  –  mijn hemel –  hemels  – zalig – heilig ontzag –  engeltje  – wonder –  jeeses  en waarschijnlijk meer.
Omdat het ingebakken zit?  Uiteraard, je ging tot en met de puberteit naar passende scholen, in die jaren leerde je heel wat reliteksten.
En je onthoudt ze, wat precies de bedoeling is van een kerkelijke opvoeding.
Gemakzucht speelt ook mee, je hoeft nooit te zoeken naar vergelijkingen.
Baby als een engeltje.
Zalige ijstaart. (hemelse modder bestaat maar is geen engelenpoep)
Heilig ontzag hebben voor iets of iemand.
Wonderschone natuur.
Goddelijke stemmen.
Het is praktisch om deze begrippen bij de hand te hebben. 
Je zou bijna blij zijn ze te kennen.
Bijna geloven dat priesters het voorzagen: ‘ze kunnen van hun geloof vallen maar zullen zich redden met mooie woorden, profijtelijk als ze advocaat worden.’
Of, geniepig, ‘als ze zelf priester/non worden, de taal spreken ze al’.
Zover heb ik het niet geschopt.
Maar inderdaad, om woorden zit ik niet gauw verlegen, dat heb ik er toch maar mooi an overgehouden.
==
 

Heilige boeken

Voor me ligt een boek met interessante teksten.
Het is oud, bevat grote  namen, verhaalt van oorlogen, geschiedkundig belangrijke gebeurtenissen.
Er staan doordachte wijsheden in, toch kan ik er nooit toe komen het helemaal te lezen.
Het oude testament.
Een pocketuitgave uit 1954.
Ook de bijbel in grotere vorm, erfstuk van thuis, kijk ik nooit in. Een stuk of wat verhalen zijn me bekend, namen ook, dus waarom zou ik.

Wat wekte mijn weerzin?
Het zal de tijd geweest zijn. Een jaren-vijftigmoraal waar door de kerken een verstikkende saus overheen werd gegoten van god en gebod. We haalden er de neus voor op, zuchtten bij de zoveelste verplichte biecht en brave jeugdboeken.
Niet gek dat een paar jaar later de kerken leegliepen en tegelijkertijd de interesse in  bijbel verdween.
Pastoor kon de pip krijgen en zijn kerk erbij.
Zo ongeveer was de stemming in ons kringetje.
Maar ik moet wel toegeven dat er best spannende dingen in de bijbel stonden, Jonas in de Walvis vond ik een knap staaltje toverij en het hoofd van Johannes op een dienblad was adembenemend.
Daar kon Dracula nog wat van leren.
==

Brááf!


Zo gaat het nog even door, 25 punten in totaal.
Het is een kindermisboekje uit 1954 en zwierf  vroeger rond van keukenla via dressoir naar rommelschaal en weer terug tot ik het bij de nalatenschap van mijn ouders vond. Het ligt nog steeds in onze boekenkast. Moe wilde het waarschijnlijk niet weggooien of ze hoopte op good vibrations naar het gezin, vroeger geloofde ze nog.

Ons leven overziend kan ik niet zeggen dat al die oproepen tot braafheid geholpen hebben.
We waren geen cent beter dan de Christelijken, Gereformeerden, Hervormden, Joodsen, Protestanten en meer andersdenkenden. (die term…)
In Brabant, waar begin 1960 nog steeds het katholicisme heerste, waren de gelovigen ook niet volgzamer dan wij. Wel makkelijker, ze hoefden zich niet aan anderen te spiegelen: er was maar één kerk.

Maar goed, ik ken nog steeds het weesgegroetje en zelfs in het Frans, dit  door overmatig strafwerk van de leraar. Het gebrek aan onze braafheid deed hem af en toe de gal overlopen, vandaar. Zal hij echt gedacht hebben dat ons dit tot inkeer zou brengen?
Je vous salue…   😀
==

Kerk op zondag

De mis of andere kerkdiensten op zondag. Zitten, hangen, rondkijken tot je moeder je zachtjes porde en fluisterde: ‘Zit es stil!’
Zelfs een vroegmis van drie kwartier leek al eindeloos, laat staan de hoogmis met dat zeurende orgel en dan het meezingen van al die vrouwen, mijn moeder het laagst want zij was een ‘goeie alt’. Je schaamde je dood.
Toen ik kon lezen kreeg ik vaak haar missaal en had de dienst al uit voor hij halverwege was, ongeduldig wachtend op het Ite Missa est.

Aan deze dingen dacht ik bij het horen van een stukje Gregoriaanse muziek op de radio. Prachtige muziek overigens.
Toch leverde de kerkgang me iets nuttigs op.
Omdat alle gebeden en liederen -naast elkaar- in Nederlands en Latijns waren geschreven pikte je veel woorden op. Die herkende je dan weer bij Frans, misschien in een andere werkwoordvorm maar makkelijk bij vertalen van thema’s.
Zo bezien was het geloof toch nog ergens goed voor, zij het anders dan bedoeld werd want vroom-, gehoorzaam- en braafheid lag me niet zo.
Liever ’n beetje spot.
Als ik nu een priester tegenkwam zou ik hem graag groeten met
Dominus Vobiscum – et cum spiritu tuo.    (De heer zij met U – en met Uw geest)
Hopend dat hij zou antwoorden met Amen.    (Zo zij het)
En dan samen lachen.

De tien geboden op rijm. In Vlaamse versvorm

Teruggevonden, een oudje uit 2009,  te leuk om weg te gooien.

In grote trekken zullen de meeste mensen de tien geboden wel kennen, het zijn tenslotte de basiswaarden van onze Joods-Christelijke cultuur.
Bij het zoeken naar een bepaald onderwerp kwam ik onderstaande vorm tegen.
Als we ze op deze manier hadden geleerd zou ik ze voor eeuwig onthouden hebben.
Nou, eeuwig…


1. Bovenal bemin één God
2. Zweer niet ijdel, vloek noch spot
3. Heilig steeds de dag des Heren
4. Vader moeder zult gij eren
5. Dood niet, geef geen ergernis
6. Doe niets wat onkuisheid is
7. Vlucht het stelen en bedriegen
8. Ook de achterklap en het liegen
9. Wees steeds kuis in uw gemoed
10. Begeer nooit iemands goed

‘Ik steek een kaarsje voor je aan, zal een rozenhoedje voor je bidden.’

Dat werd voorheen vaak gezegd tegen mensen die verdriet hadden, ziek waren of anderszins zorgen hadden. Nog steeds.
Het is lief bedoeld, ik beschouw het meer als vriendschapsuiting dan dat het werkelijk helpt.
Want dat doet het niet. Met bidden zijn proeven gedaan, ook pas nog. De meningen hierover zijn verdeeld, zie links onderaan.
Er word wat afgebeden.
Bij het avondgebed een extra weesgegroetje, sommigen vinden dat te karig en nemen meteen een hele rozenkrans.
Anderen gaan naar de kerk, ze wonen een extra dienst of mis bij of  steken kaarsjes aan. Liefst voor het Maria-altaar, de zorgzame moeder-gedachte.
Zij voelen zich daar zelf goed bij, dat zag ik als kind al. Of een lijdend doel er iets aan heeft is geen vraag. Menigmaal wordt daar niet over gerept. In mijn hele katholieke jeugd heb ik maar weinig mensen horen zeggen: God luisterde niet.
Wel de wonderen erkennen, over mislukkingen heenstappen.  (FAtima  is momenteel in beeld ivm herdenking)

Bidders en aanstekers voelen zich getroost door hun vertrouwen op god en heiligen – maar de zieke overlijdt, een kind gaat het slechte pad op, zaken gaan failliet. Alle vroomheid ten spijt. Hoe legt een godsdienaar dat uit?
Vaste prik  bij spotternijen  was: dat moet je simpelweg geloven.  Dat krijg je bij gebrek aan antwoorden.

Ook dit is een kwestie waarvan ik niet wakker van lig maar die ik overdenk bij het horen van een overleden vriend/-in en familielid.
Overigens wil ik niemand om zijn/haar geloof afvallen.


http://binnenland.eenvandaag.nl/tv-items/71811/vu_onderzoek_naar_gebedsgenezing_werkt_het_echt_

https://www.trouw.nl/home/bidden-bij-ziekte-helpt-wel-of-god-nu-bestaat-of-niet~afeacd3c/

Over god en geloof


Dacht ik een onderhoudende familieroman in handen te hebben, stuit ik op de tweede pagina al op ‘God is bezig om duidelijk te maken dat ik je heel hard nodig heb‘. Bedoeld als liefdesverklaring.
Ik slikte maar zette door.
Het was een tragisch begin; een gestorven baby, slecht huwelijk, verse weduwnaar en binnen het eerste hoofdstuk waren alle gedupeerden al verzoend met hun verdriet omdat ze, ieder voor zich,  begrepen dat het ‘gods grote geheel‘ was waar ze weliswaar niets van snapten  maar met een vormelijk woordje van protest toch aanvaardden. De ware gelovigen.
Daarna legde ik het boek weg, wetend dat de spanning uit het verhaal zou zijn. Zulke boeken vind ik vreselijk, oervervelend  en bovenal beschamend

Waar die aversie tegen een geloofsgetuigenis vandaan komt weet ik niet; uiteraard werden we op de Lagere School overvoerd  met katechismus, preken, zonde, bidprentjes en kerkgang maar dat werden de andersdenkende kinderen ook.
Toch leken wij roomsen (reeds in de jaren ’60) minder eerbiedig tegenover het geloof te staan dan de buurkinderen van andere gezindten. Spottender en brutaler ook.
Zou de katholieke god overdreven veel aan magische macht toegeschreven zijn?
Om de mensen in een maagdelijke zwangerschap te laten geloven is natuurlijk niet meer van deze tijd. Net zomin als het idee van de communie, een gestileerde vorm van kannibalisme.
En dan nog het celibaat, een onmenselijke zaak om dit levenslang te eisen.
Dit -en meer- is alles bij elkaar een onlogisch mengsel van geloofspunten dat een gemiddeld ontwikkeld mens ongeloofwaardig, soms zelfs lachwekkend voorkomt.
Misschien is dat de oorzaak van mijn hekel aan genoemde boeken.  Maar andere religies hebben ook zo hun eigenaardigheden en die worden wèl gerespecteerd. En katholieken werden door andere groepen weer als losbandig gezien.
Ik kom er nooit uit, de vraag komt herhaaldelijk terug.