Leren en onthouden

Hoeveel onthouden we van alles wat we leerden?
Dat zal van persoon tot persoon verschillen, afhankelijk van schoolsoort, opleiding, leerplan, evt. studierichting, beroep, en nog veel meer.
Zelf ben ik het meeste meeste vergeten maar van wiskunde onthield ik een richting die ik nog steeds uit mijn hoofd ken.

wiskundeaschool-433560__340 wiskunderuitenwas-814213__340 wiskundemathematics-1509559__340
==

Oprispingen in je gedachten

denkerthinker-1602201__340 - kopie
‘..en seupe dat kreng… ‘

Deze woorden hoorden we eens, ergens, ze waren onmiskenbaar plat Zaans waardoor ze me opvielen. Het schoot me te binnen bij het zien van een oude Snoek.
Dat overkomt je, een zinnetje in je hoofd flitst aan, een beeld of muziekregel.
Vaak weet je niet wat de trigger is,  plotseling is het er.
Soms leuk genoeg voor binnenpretjes, dan weer had je er liever niet aan gedacht.
Het verschijnt zomaar, ongevraagd, afwisselend mooi of juist niet welkom.
Bovenstaand zinnetje was grappig maar ik zou willen dat je deze momenten kon filteren, je onbewuste denken kon sturen, je geheugen een soort mantra inprenten: bij verdriet laten rusten.
Meteen hoor ik Moe: niet zo veel eisen stellen!
Het wordt dus niks .
=

Over het geheugen

Een vriend zei eens: stel dat je je geheugen verliest, dat lijkt me verschrikkelijk.
Hij zei het vaker, kennelijk bang voor zijn toekomst. Wij zeiden dat je dan niet wist wat je miste maar dat kon hij zich niet voorstellen. Wij ook niet, eerlijk gezegd.
Het is een onderwerp waarbij je van alles kan bedenken.
Er zijn enkele herinneringen die ik zou willen wissen, zowel van heel vroeger als die van later. Die me plagen als ik even wakker bent. Dan ben ik blij dat de goede in de meerderheid zijn.
Bij een paar mensen zag ik geheugenverlies van nabij. Beginnende dementie kan een ramp zijn, vooral voor de partners, toch zag ik ook iets anders.
Waargebeurd: een man die absoluut niet meer wist dat hij ernstig ruzie had met zijn kind en er af en toe op bezoek ging.  Pijnlijk maar het werd begrepen, hij werd zo goed mogelijk ontvangen. Je begrijpt dat het verdrietig was voor zijn partner  maar de man zelf had het goed, hij vond het gezellig om daar op de koffie te gaan tot zijn geheugen hem meer en meer in de steek liet.
Mijn moeder had iets vergelijkbaars.
Ze werd vergeetachtig en ziek, kwam in het ziekenhuis terecht maar begreep niet waarom wij ons zorgen maakten. Ze lag toch goed? Lekker eten, akelige behandelingen waren niet nodig (ze wist niet dat ze opgegeven was), lieve zusters, alle kinderen op bezoek, en kijk eens wat een uitzicht ik hier heb….
Voor ze naar een tehuis moest kreeg ze een sterke prik tegen de buikpijn, kwam in  een coma en overleed glimlachend. Ze had me nog even vastgehouden als was ik een pop.
Zonder herinneringen aan wat ze achterliet, geen goede en geen slechte. Het was mistig in haar hoofd, misschien zag ze de hemel?
Ik teken ervoor.
==

Eh, dat weet ik niet meer.

‘De beste herinneringen zijn de ongeloofwaardige’
Watte?
Het staat er echt, in eigen handschrift op eigen kladblok. Geen  idee wat ik daarmee bedoelde noch uit welk boek ik het haalde.
Je zou dus een raar verhaal kunnen verzinnen en dat als herinnering opvoeren wat natuurlijk niemand gelooft maar waarvan je blijft volhouden: dit is echt gebeurd.
‘We hadden een gevlekte kangoeroe als huisdier en….’
‘Toen de buurjongen een elektrische autoped kocht…’
‘Ik weet nog dat de juf een baby kreeg in de klas…’
Of
waren het de dingen die je graag had willen meemaken en je je nu toe-eigent? ‘Zo lief als je was, zo mooi je kamertje.’
Ook verheerlijking komt voor, er zijn genoeg mensen die een fan-tas-tische jeugd te berde brengen als het over vroeger gaat. Altijd spelen, nooit kapotte fietsen of pesterijen, eeuwig trouwe vriendjes.  Ach ja.
Het is raden wat ik bedoelde.
Op zekere dag zal het wel weer terugkeren in mijn geheugen, als ik de rest van de kladbriefjes doorzoek want dat is ook zoiets:  vroeger had ik ze ALTIJD op orde.
==

Dat chaotische geheugen van ons…

… waarvan we allemaal zeggen ‘Maar ik vergis me niet, ik zie het voor me, ik weet het zeker, ik weet wat ik zag, die-en-die was er zelf bij…’
Ik ga er nooit meer over in discussie, laat iedereen maar blij zijn met de eigen herinneringen. Juist of niet.

Hieronder staan drie foto’s waarvan ik er twee in mijn gedachten heb als vroege ochtendopnames.
Een medevakantiegangster kwam tot de conclusie dat het avond was ten tijde van knippen.
Ik geloofde haar niet en zocht de info op. Wat blijkt?
Zomeravond in Zuid-Frankrijk, ongeveer 20 uur.
En in Duitsland was het veel later, 22 uur al blijft het moeilijk te geloven, met zoveel licht. Toch een foutje van de camera?  Of verkeerd aflezen? (ook ik geef niet toe. ☻)
Het enige wat ik goed heb is de slechtweerfoto van de Pyreneeën. Bijna nacht, veel geluiden, angstaanjagende luchten en lichten, we keken en luisterden met ontzag. Onweer in dat gebied maakt veel indruk en dat onthoud je in ieder geval.
Respectievelijk Frankrijk, Duitsland en Pyreneeën en let maar niet op de kwaliteit, dat is misschien de oorzaak van het verkeerde licht.

 

 

 

Nepgeheugen?

Twee oude mannen zaten met elkaar te praten.
Ze rookten sigaren, een van hen had bruinige vlekken aan de zijkant van zijn voorhoofd en  een groot gezicht.
Later zag ik de ene op het pad langs de schuur. Hij liep met een stok en keek me boos aan.

Heel veel later zat ik te luisteren naar mijn ouders en een paar zussen, ze hadden het over de opa’s die ik niet gekend had.
Wel waar, riep ik, ze zaten dáár en rookten sigaren. Ik wees naar een raam.
Meteen kwam er commentaar.
Dat kun jij niet weten, je was nog maar drie toen opa K. overleed en vier toen opa S. stierf.
Ik hield vol, wees waar de bruinige vlekken zaten, waar een van hen in de achtertuin liep, kon de boze ogen aangeven en het grote gezicht.
Het klopte allemaal maar geloven deden ze het niet.
Dat heb je natuurlijk gehoord, je de herinnering eigen gemaakt, je verbeeldt het je.
Toen twijfelde ik, nu nog steeds. Er werd in een groot gezin zoveel gepraat dat je inderdaad niet altijd wist of herinneringen reële belevenissen waren.
Maar het maakt niets uit; ze zitten in je geheugen als echte beelden en zijn net zo goed als eigen herinneringen.

Er zijn interessante boeken en artikelen geschreven over het geheugen,  hoe moeilijk het is ware herinneringen te onderscheiden van vermeende, hoe verschillend de indrukken zijn van diverse getuigen. Ook lees je het in menig politieroman.
Maar mijn opa-beelden kan ik voor me zien.
Echt of aangepraat, het maakt geen verschil.
==

Geloven in reïncarnatie?

Nou nee, niet mijn fort. Dus ook geen regressietherapie of iets wat daar op lijkt.
Maanstenen, zonnevlecht? Het zal wel.
Al zijn een paar dingen begrijpelijk. De aantrekkingskracht van de maan op aarde is onmiskenbaar (getijden), niet zo gek dat mensen hierop verder borduren.
Over de zon hoef ik niets uit te leggen, iedereen ziet de grote invloed op klimaat en mensen.
Iets anders is het déjà vu. Een wonderlijk verschijnsel dat ik steevast verklaarde met logische redenen: dat heb je gelezen of gehoord of gezien in films.
Tot ik hoorde van een zwager die voor het eerst in Zwitserland kwam. ‘Hé,’ zei hij, ‘dit ken ik.’ Zijn vrouw voerde alle drogredenen aan maar hij kapte haar verhalen af. Zonder opsmuk of details uit te leggen. Hij herkende het landschap en verder ging hij er niet op in. Stel je voor, een nuchtere Zeeuw die dit zegt.
Hierdoor dacht ik na over het oergeheugen, een discutabel gegeven waarvan je soms leest (op google niet gevonden).
Het zou de oorzaak zijn van fobieën betreffende extreme temperaturen, heet en koud. Denk aan monstervarens, slangen, bevriezingen, insneeuwingen.
Als je bedenkt dat het geheugen een moeizaam onderwerp is waarin je hele leven opgeslagen zit, misschien ook genetisch bepaald is,  dan ga je vanzelf naar herinnerbare vroegere levens.
Wie weet waren we een Cleopatra zo mooi als Liz Taylor.
Jammer dat echtgenoot dat niet meer weet.

Over boeken

Er zijn boeken die je nooit vergeet.
Er zijn er ook die je herleest alsof het een nieuw exemplaar is, je hebt de complete inhoud vergeten. Te vlug gelezen of de helft overgeslagen.
Daar tussenin staan de ‘o ja’s‘, zodra je ze open slaat herinner je je het weer, of  je herkent gaandeweg het verhaal.
De laatste categorie komt  het meeste voor. Waar het aan ligt weet ik niet. Het zijn niet allemaal slechte boeken, integendeel, er zijn heel goede bij.
Zouden het de onderwerpen zijn waar je op uitgekeken raakt? Ik weet nog dat ik na ettelijke Arendsogen mijn broer verzocht op een ander genre over te stappen, ik werd die brave Bob Stanhope met zijn edele Indiaan spuugzat.
Zo verging het me ook met de Tweede Wereldoorlog, Holocaust, Emancipatie, James Bond, Midden-Oosten, Gezondheid en aanverwanten, Huwelijksgeluk en heel veel andere items die weliswaar erg belangrijk zijn maar waar je niet teveel van moet lezen. Wanneer je jezelf overvoert gaat het eten je tegenstaan.
Een andere mogelijkheid is een gebrekkig geheugen. Wie weet mankeert er het een en ander aan of ben ik kort van boekenmemorie.  Misschien bestaat er een te klein onthoudreservoir, zoiets weet je zelf niet en naar een neuroloog ga je niet want god weet wat die ontdekt wat je juist niet wil weten.
Het is geen punt waar ik wakker van lig. Ik vraag het me alleen maar af.

Ik ben een traan kwijt

Zo zonde. Het was een heel bijzondere traan, hij bezat huilgronden waar ik veel van hield. Ik mis hem heel erg. Nu kan ik niet meer jammeren zoals ik wil. Wel over allerlei andere dingen en die zijn ook belangrijk, ik wil geen enkele traan tekort doen, maar het is niet meer hetzelfde.
Ik weet ook niet waar ik hem verloren heb.  Alles in de omgeving heb ik afgezocht, zelfs de diepste krochten van mijn ziel  heb ik bloot gelegd,  mentale oefeningen gedaan, geestelijke bijstand geprobeerd, maar helaas, hij blijft kwijt, ik weet alleen  dat er maar ééntje van was.
Een van de hulpverleners wees mij erop dat ik blij zou moeten zijn, —een goed teken, het is een afgesloten hoofdstuk in je leven, je bent niet meer verplicht om te huilen, je hebt het een plekje gegeven-–  zo orakelde deze eigentijdse  magier in mijn oor,  zijn hele gelikte toverdoos  opentrekkend tot ik zijn klep  dichtgooide.  Hij had er niets van begrepen. Ik WILDE het oude zeer niet kwijt, het was me te kostbaar, het was zo’n lief verdriet uit m’n jeugd; hij hoefde alleen maar  te helpen het ding terug te vinden.
Het is een gemis want ik  mag graag een potje melancholisch grienen op z’n tijd. En nu heb ik een smoesje minder,  straks weet ik niet eens meer dàt er ’n reden was. Er zit een gaatje in mijn geheugen dat door de andere tranen dichtgeduwd wordt.
— Langzamerhand besef ik dat ik inderdaad blij moet zijn, nu is er meer ruimte op de geheugenschijf voor de lach-zaken.
Ik vraag me een paar dingen af.
Wat gaat er gebeuren als alle tranen verdwijnen zodat je op zeker ogenblik niets meer te huilen hebt? Zou je dan een prettige oude dag krijgen?
Of, nog even doordenkend, zou het geen zegen zijn als het geheugen, in geval van dementie, positief-selectief te werk ging: de tranen kwijt, de lachjes behouden?
Als iemand dan toch kinds moet worden, dan alsjeblieft een gelukkig kind?