
–
–
==
Zij. Diversen.
… waarvan we allemaal zeggen ‘Maar ik vergis me niet, ik zie het voor me, ik weet het zeker, ik weet wat ik zag, die-en-die was er zelf bij…’
Ik ga er nooit meer over in discussie, laat iedereen maar blij zijn met de eigen herinneringen. Juist of niet.
–
Hieronder staan drie foto’s waarvan ik er twee in mijn gedachten heb als vroege ochtendopnames.
Een medevakantiegangster kwam tot de conclusie dat het avond was ten tijde van knippen.
Ik geloofde haar niet en zocht de info op. Wat blijkt?
Zomeravond in Zuid-Frankrijk, ongeveer 20 uur.
En in Duitsland was het veel later, 22 uur al blijft het moeilijk te geloven, met zoveel licht. Toch een foutje van de camera? Of verkeerd aflezen? (ook ik geef niet toe. ☻)
Het enige wat ik goed heb is de slechtweerfoto van de Pyreneeën. Bijna nacht, veel geluiden, angstaanjagende luchten en lichten, we keken en luisterden met ontzag. Onweer in dat gebied maakt veel indruk en dat onthoud je in ieder geval.
Respectievelijk Frankrijk, Duitsland en Pyreneeën en let maar niet op de kwaliteit, dat is misschien de oorzaak van het verkeerde licht.
Twee oude mannen zaten met elkaar te praten.
Ze rookten sigaren, een van hen had bruinige vlekken aan de zijkant van zijn voorhoofd en een groot gezicht.
Later zag ik de ene op het pad langs de schuur. Hij liep met een stok en keek me boos aan.
Heel veel later zat ik te luisteren naar mijn ouders en een paar zussen, ze hadden het over de opa’s die ik niet gekend had.
– Wel waar, riep ik, ze zaten dáár en rookten sigaren. Ik wees naar een raam.
Meteen kwam er commentaar.
–Dat kun jij niet weten, je was nog maar drie toen opa K. overleed en vier toen opa S. stierf.
Ik hield vol, wees waar de bruinige vlekken zaten, waar een van hen in de achtertuin liep, kon de boze ogen aangeven en het grote gezicht.
Het klopte allemaal maar geloven deden ze het niet.
– Dat heb je natuurlijk gehoord, je de herinnering eigen gemaakt, je verbeeldt het je.
Toen twijfelde ik, nu nog steeds. Er werd in een groot gezin zoveel gepraat dat je inderdaad niet altijd wist of herinneringen reële belevenissen waren.
Maar het maakt niets uit; ze zitten in je geheugen als echte beelden en zijn net zo goed als eigen herinneringen.
–
Er zijn interessante boeken en artikelen geschreven over het geheugen, hoe moeilijk het is ware herinneringen te onderscheiden van vermeende, hoe verschillend de indrukken zijn van diverse getuigen. Ook lees je het in menig politieroman.
Maar mijn opa-beelden kan ik voor me zien.
Echt of aangepraat, het maakt geen verschil.
==
Nou nee, niet mijn fort. Dus ook geen regressietherapie of iets wat daar op lijkt.
Maanstenen, zonnevlecht? Het zal wel.
Al zijn een paar dingen begrijpelijk. De aantrekkingskracht van de maan op aarde is onmiskenbaar (getijden), niet zo gek dat mensen hierop verder borduren.
Over de zon hoef ik niets uit te leggen, iedereen ziet de grote invloed op klimaat en mensen.
Iets anders is het déjà vu. Een wonderlijk verschijnsel dat ik steevast verklaarde met logische redenen: dat heb je gelezen of gehoord of gezien in films.
Tot ik hoorde van een zwager die voor het eerst in Zwitserland kwam. ‘Hé,’ zei hij, ‘dit ken ik.’ Zijn vrouw voerde alle drogredenen aan maar hij kapte haar verhalen af. Zonder opsmuk of details uit te leggen. Hij herkende het landschap en verder ging hij er niet op in. Stel je voor, een nuchtere Zeeuw die dit zegt.
Hierdoor dacht ik na over het oergeheugen, een discutabel gegeven waarvan je soms leest (op google niet gevonden).
Het zou de oorzaak zijn van fobieën betreffende extreme temperaturen, heet en koud. Denk aan monstervarens, slangen, bevriezingen, insneeuwingen.
Als je bedenkt dat het geheugen een moeizaam onderwerp is waarin je hele leven opgeslagen zit, misschien ook genetisch bepaald is, dan ga je vanzelf naar herinnerbare vroegere levens.
Wie weet waren we een Cleopatra zo mooi als Liz Taylor.
Jammer dat echtgenoot dat niet meer weet.
–
Zo zonde. Het was een heel bijzondere traan, hij bezat huilgronden waar ik veel van hield. Ik mis hem heel erg. Nu kan ik niet meer jammeren zoals ik wil. Wel over allerlei andere dingen en die zijn ook belangrijk, ik wil geen enkele traan tekort doen, maar het is niet meer hetzelfde.
Ik weet ook niet waar ik hem verloren heb. Alles in de omgeving heb ik afgezocht, zelfs de diepste krochten van mijn ziel heb ik bloot gelegd, mentale oefeningen gedaan, geestelijke bijstand geprobeerd, maar helaas, hij blijft kwijt, ik weet alleen dat er maar ééntje van was.
Een van de hulpverleners wees mij erop dat ik blij zou moeten zijn, —een goed teken, het is een afgesloten hoofdstuk in je leven, je bent niet meer verplicht om te huilen, je hebt het een plekje gegeven-– zo orakelde deze eigentijdse magier in mijn oor, zijn hele gelikte toverdoos opentrekkend tot ik zijn klep dichtgooide. Hij had er niets van begrepen. Ik WILDE het oude zeer niet kwijt, het was me te kostbaar, het was zo’n lief verdriet uit m’n jeugd; hij hoefde alleen maar te helpen het ding terug te vinden.
Het is een gemis want ik mag graag een potje melancholisch grienen op z’n tijd. En nu heb ik een smoesje minder, straks weet ik niet eens meer dàt er ’n reden was. Er zit een gaatje in mijn geheugen dat door de andere tranen dichtgeduwd wordt.
— Langzamerhand besef ik dat ik inderdaad blij moet zijn, nu is er meer ruimte op de geheugenschijf voor de lach-zaken.
Ik vraag me een paar dingen af.
Wat gaat er gebeuren als alle tranen verdwijnen zodat je op zeker ogenblik niets meer te huilen hebt? Zou je dan een prettige oude dag krijgen?
Of, nog even doordenkend, zou het geen zegen zijn als het geheugen, in geval van dementie, positief-selectief te werk ging: de tranen kwijt, de lachjes behouden?
Als iemand dan toch kinds moet worden, dan alsjeblieft een gelukkig kind?
–