De laatste paar trossen, daar wilde ik graag zelf van proeven. Deze tijd zijn de druiven op zijn lekkerst, zoet en vol smaak.
Helaas.
Wat er over was zie je op de foto’s; niet meer dan 3, zegge drie minitakjes waar nog iets blauws te vinden was.
Terwijl ik in de weer was met de camera zaten twee merels zachtjes te kekkelen, ik weet niet hoe het geluid te benoemen maar het klonk opschepperig. Ze loerden tussen de grote bladeren, brutaal als de beul. Lachten ze me uit?
Toen ik daarna met de grote schaar aan kwam vlogen ze op, krijsend zonder reden. Wat ik eruit knipte waren voornamelijk te lange takken met leeggegeten trossen. Een kliko vol, in de diepvries staan slechts enkele halfliterse dozen. De hebberds.
Toch wil ik iets van eigen grond.
Mijn hoop is nu gevestigd op de -nog- halfrijpe tomaten, daar zie ik nooit vogels van snoepen.
Dat ze maar wegblijven, ik ben in staat ze een klap te verkopen.
==
druiven
Jaarlijkse druivenvreterij.
Ze zijn nog niet klaar maar worden al driftig gegeten door een paar vogels..
Elk jaar probeer ik ze tot de orde te roepen, deze keer plaatste ik bordjes.
Geen druiven eten alstublieft.
Hielp niet.
Druiven zijn geen vogelvoer.
En
Moet ik honger lijden? Snik.
Dan
Kook zelf!
Daarna
BLIJFERAF!!
Tenslotte:
Houd je dievenpoten thuis. Vriendelijk blijven lukte me niet meer.
Uiteindelijk heb ik ze streng toegesproken met een lesje in moraal, ze luisterden niet eens.
Nu denk ik er over de buks te pakken en in de lucht te schieten.
Of zal ik ze zich misselijk laten eten?
Dan plaats ik het laatste bordje met vette letters:
De druiven zijn zuur nietwaar?
==
Druiven en merels
De druiven zijn rijp.
Prachtig en verleidelijk hangen ze in kleine en grote trossen, bedauwd en van dat bijzondere blauw. Druivenblauw.
Ik eet ze als ontbijt, lunch, diner en als tussendoortjes. En ben niet de enige die dat lekkers waardeert.
Plukken blijkt een ingewikkelde bezigheid doordat ik de opbrengst met vogels -meest merels- moet delen.
Dan sta je met je hoofd tussen de bladeren, schaar in de aanslag, vergiet eronder, en je voelt dat je gadegeslagen wordt. Je dekt je in en houdt je stil, slechts je ogen loeren van links naar rechts en zoveel mogelijk naar boven en beneden en jawel, plotseling staart een vinnige kraaloog terug, in gelijke mate wantrouwend, bang dat hem de beste vruchten door de neus geboord worden.
Ik versaag niet en doe een knip met de schaar; de merel neemt een snaai met zijn snavel.
We loeren. Knip-snaai. Knip-snaai.
Opnieuw loer ik, hij ook. Knipknip. Snaaisnaaisnaai.
Verrek, hij meer dan ik, ik hoor het aan het bladergeritsel. Wacht maar, knipknipknipknip, dat zal hem leren.
Stilte.
Ineens: snaaisnaaisnaaisnaai, en voor ik kan antwoorden schatert het beest de klimop uit, pitjes achter zich aan strooiend. Daar gaan mijn ontbijt en andere maaltijden.
De lelijke dief.
–