Iets vers’ of nieuws, daar heb ik zin in.
Vers ei? Voedsel? Echtgenoot? Gedicht?
Nee…
Wat dan wel?
Een andere wereld, zou dat kunnen?
Hm, volgens mij niet. Nieuwe aarde dan?
Het valt te proberen.
Gooi alles en iedereen eraf en wacht tot er iets ontstaat.
Waarschijnlijk hetzelfde als wat we nu hebben, maar we kunnen van te voren toch dingen inzaaien?
Op alle denkbare plekken strooien we zaden van eetbare plantensoorten. Van graan tot kokosnoten en alles daartussenin.
Daarna duiken we de ruimte in, in hyperslaap met de wekker op tien eeuwen en dan een ritje terug, kijken hoe het uitgepakt heeft.
Gunstig? Dat gaan we niet verstoren en blijven weg.
Hetzelfde als heden? Dan gaan we ook weg.
Goed plan maar –
wat heb je er dan aan?
Ehm….
wie weet verdrijft het de verveling, misschien?
===
aarde
De planeet Aarde…
…lijkt in mensenogen geen bedacht concept.
Teveel strubbelingen. Altijd in de weer met problemen door het eigen lichaam, wispelturige klimaten, dodelijke planten, dieren die elkaar uitmoorden, dwarsliggende bewoners.
–
Het begin is al duister.
Er knalt een brok materie de ruimte in.
Na veel vijven en zessen weet het zich te vormen tot planeet Aarde en meet zich een mantel aan. Kwalitatief een uitverkoopje gezien de vulkanische gaten en schuivende voering hetgeen rare uitstulpsels oplevert. En veel kale plekken met heet zand als brandblaren.
Dan de rest.
Vaste grond splijt in losse stukken, hier en daar een dammetje ertussen dat later bezwijkt onder een overvloed van water.
Intussen weeft hij zich een huis van groen, bijzonder onnutig verdeeld waardoor de ontstane wezens zich rot sjouwen om niet ten onder te gaan en in arren moede nieuwe ledematen aanmaken.
Uiteindelijk verschijnen er mensen waarin op wonderbaarlijke wijze verstand begint te groeien, net voldoende om zich te weren tegen Aardes hinderlijke eigenschappen. En daar nog steeds mee bezig zijn.
Zo ontwikkelt zich onze planeet.
Ontwikkelt zich aldoor maar wie weet wordt het nog wat.
–
Het lijkt op een toevalstreffer in het heelal. Zomaar in een of andere baan terecht zijn gekomen, geclaimd door de zon en zijn volgelingen.
Graag zou ik willen weten of er een lijn in zit, een plan, en waarom we dat niet mogen weten. Of houdt dat juist in dat er GEEN plan is?
—
LunaLina
Weemoedig kijkt Lina naar Aarde.
Het schijnsel van de grote bol intrigeert haar. Het zijn verhalen van de ouden, waarvan de impact groter is dan waarschijnlijk de bedoeling was.
Ademloos luistert ze naar herinneringen die worden opgehaald, over eindeloze dance-events met superDJ’s, hot games en smartphones, scholen die spelenderwijs lesgaven via levendige schermen, strandfeesten in Maanlicht en wild trips met vergezichten die niet onderdeden voor reality-clips. Fantastische blingbling.
Zelfs het vervolg, dat het Aardse geluk een zeepbel bleek en poenige providers en incompetente regeringen de boel in elkaar lieten donderen en de mensen gedesillusioneerd achterlieten, ook dat vindt ze romantisch. Ten onder gaan met een geliefde, samen, in flitslichten en dancings en games, moet super zijn.
De avondklok luidt en ze zucht.
Nog één maal kijkt ze naar de hemel, dan draait ze om en gaat naar huis.
–
Een oud plannetje duikt op. Als ze zich in een van de pendelboten weet te verbergen, in een voorraadruim waar de juiste pakken en zuurstofvoorzieningen zijn opgeslagen, wat kan haar dan gebeuren? Ze zullen haar heus niet overboord gooien als ze ontdekt wordt.
Ze verkent de starthaven en dubt. De New Age? Of de Old Mac? Ze denkt even en besluit te gaan.
De Old Mac vertrekt als eerste. Gehuld in een bijna onzichtbaarmakend fiberpakje weet ze zich naar binnen te smokkelen en te verstoppen in een ruimtepak.
Bijna stikkend van spanning doorloopt ze de fases van start, reis en landing; daarna luistert ze naar wegstervende geluiden en durft te voorschijn te komen.
Steels zoekt ze de uitgang en lift naar beneden.
Yes! Ze staat op Aardse bodem.
–
Er is niets greats aan.
Ze begeeft zich verderop waar ze een stad ziet. Ook daar geen blits, geen lights, geen music. Hier en daar een paar mismoedige figuren die somber voor zich uit staren. Ze zien er chagrijnig uit. Een vrouw klampt haar aan en vraagt wanhopig: ‘Kom je van Maan? Hebben ze daar al verbinding? Please…’
Lina vlucht, ze wil niet geloven dat het zo erg is en zoekt andere straten maar overal vindt ze dezelfde troosteloze mensen die hun ziel en zaligheid verloren in de ether.
Ze begrijpt nu wat de ouden bedoelen met desillusie.
Ze is blij dat ze geen geliefde heeft om mee ten onder te nemen.
–
Stilletjes kruipt ze terug in haar verstekelingenplek en reist naar huis.
Daar staart ze weer naar Aarde, met een wetende blik.
Nu staat ze met beide benen op de maan.
–
© Bertie
–