Plato’s WE-300 #76 Thema maart 2023: BELASTEN.
In een vorig leven kreeg ik er mee te maken.
Zodra ik kon lopen moest ik meehelpen.
Met alles, en door mijn bouw was het meestal tillen.
Het stapelde zich op. Daarbij regende het complimentjes om me tot nóg meer behulpzaamheid aan te zetten.
‘Hupsakee, daar word je sterk van. Grote meid!’
Mijn moeder dacht dat ik dat hoorde te slikken. ‘Niet klagen, maar dragen’ was haar afgezaagde leus. Ze was zo’n ouderwetse sloof die dacht dat het mijn lot was.
Nou, ik vond dat volkomen onterecht.
Waarom zou ik niet van de jonge jaren genieten?
Daar was een jeugd immers voor?
Groot, gezond en sterk werd je ook van spelen, met vriendjes en vriendinnetjes, hardlopen, enzovoorts.
Maar nee, je moest dienstbaar zijn.
Niet was er vuilnis weg te brengen of boodschappen te halen of ik werd opgetrommeld , ja IK, want dat was een beetje geniepig van mijn moeder: ze hield me wel plichten voor, zelf echter deed ze al minder.
‘Mijn rug, kind,’ mekkerde ze dan, ‘de kracht is er uit.’ Ze perste een paar tranen tevoorschijn maar ik deed of ik die niet zag.
–
Toen ik iets ouder werd en wijze lessen oppikte begon ik me te verzoenen met dit leven en vooruit te zien naar iets beters.
Ik luisterde, bad de juiste gebeden, gedroeg me meer dan voorbeeldig, ja, de opdrachtgever schoof me zelfs iets extra’s toe wanneer hij zag dat ik mijn best deed. Hetgeen ik dankbaar aanvaardde want ook dat was een onderdeel van mijn toekomstplan: een meerdere tevreden stellen. Noem het slijmen, voor mijn part, als ik maar bereikte wat ik wilde.
En toen het einde daar was, en ik met een diepdoorgezakte rug het aardse stro verliet, kreeg ik waarnaar ik streefde.
Ik reïncarneerde in een rijk man.
Eindelijk was ik ezel af.
=
304 woorden inclusief titel