Wat zou ik graag sneeuw zien, al was het maar één dag, nee, een etmaal.
’s Morgens wakker worden in stilte, de witheid, verder niets.
Overdag wattige vlokken die geruisloos zweven, waar mensen gemaand lijken te worden: hier zijn geen woorden voor.
’s Avonds de glinstering onder lantaarnlicht.
En voor het slapen gaan opnieuw naar buiten kijken en nogmaals de stilte horen.
—
Ik vroeg het de weergoden. Alstublieft, een ongevaarlijke sneeuwsoort die na 24 uur zou wegsmelten.
Zij verwezen me naar Winter.
Die appte Klimaat.
Hij belde nog hoger.
‘Natuur beslist,’ zei hij.
====