reclamebordws
Hoewel de meeste mensen hier om kunnen lachen, zijn er ook negatieve reacties. Onder andere van het hoofdkantoor.
—-

Benen als takken en zo lang dat ik zelf amper bij de tenen kon
verstand had ik nauwelijks
altijd ‘goede’ groente op tafel, jèk
de kat keek me niet aan
en nog veel meer.
Alleen de hond treurde mee.
Ik vatte het plan op te gaan zwerven en als ze me niet uitlachten had ik het gedaan.
Ver, zo ver mogelijk.
Was geluk toen echt heel gewoon?
Ik kon het me niet voorstellen.
Dat het op de een of andere manier in orde kwam, verbaast me nog steeds,
ik geloofde echt dat ik alleen op de wereld was.
Hoe kwam ik daar toch bij?
Geen idee.
==
vervolg op getob bij de goden
Moos ging er eens recht voor zitten maar wist niets te bedenken.
Hij nam contact op met Sam, een vroegere vriend en introduceerde hem bij de goden en aanverwanten.
Sam keek naar de zorgelijke figuren.
‘Kom ik in de hemel,’ begon hij, ‘mag ik niet naar binnen want…‘
Moos hield hem tegen. ‘Ho eens effe, het is geen moppentijd, dit is een bloedserieuze zaak, denk met ons mee, wil je?’
Sam dacht even na en vroeg: ‘Waardoor overlijden er plotseling zoveel mensen? ‘
‘Dat weten we niet, dat zoeken ze zelf maar uit. Het probleem hier is plaatsgebrek bij hemels en hellen en alles daartussenin, wat doen we daar aan?’
Sam keek rond.
‘Maar,’ zei hij, ‘we zijn toch zielen? En jullie,’ tegen de goden en anderen, ‘een soort geesten? Zonder tastbare materie?’
Diepe stilte daalde over het gezelschap neer.
Ze frunnikten wat. Moos draaide ongemakkelijk op zijn stoel. Er klonk gekuch.
Een lefgozerig duiveltje stond op. ‘Nou en? We zijn overduidelijk aanwezig!’
‘Ja, goed, maar we bestaan toch niet echt? We zweven altijd in doorzichtige neveljurken door, eh, nou ja, door wat dan ook en door elkaar. Dan is er toch niets aan de hand?’
De stilte verdiepte zich.
Moos humde en stond op.
‘Sam,’ zegt hij, ‘geesten en goden zijn door mensen bedacht en kregen dienovereenkomstige wensen mee. Ze besturen het hiernamaals en hebben dus meer plaats nodig voor de opvang, denk aan hun goede naam. Ze willen herkenbaar blijven.’
‘Simpel,‘ was Sams antwoord, ‘je hoeft maar een paar kilometer verderop je virtuele ruimte in te gaan, die is immers oneindig. Moet je wel de aura’s verdubbelen om zichtbaar te blijven’ kwam er een beetje vals achteraan.
Geen der aanwezigen sprak, de een na de ander vertrok.
Na enige tijd waren alle opvanglocaties verruimd en verderop geplaatst, voorzien van welkomstborden in dubbel superlicht.
De opperduivel pookte er op los.
Sam kon het niet laten.
‘Zie je Moos, zo simpel is het, net als die vrouw die ’s nacht verscheen en mijn dekens wilde. Ze klaagde en…’
====
Terwijl er diep wordt nagedacht door Moos en de overigen houd ik me bezig met andere dingen.
Er ligt een cryptogram, half ingevuld.
Een paar geleende boeken, ongelezen.
Oude boeken, nog steeds niet klaar met uitzoeken.
Spullen op de vliering, die me herhaaldelijk in handen lopen, dan weer worden teruggezet.
Beetje verstelwerk en naaidoos, ze staan al een week te wachten.
Verfblik en kwasten liggen klaar op de tuintafel en kijken me na als ik in hun buurt kom.
Onbegrijpelijk, zoveel tijd te hebben.
En klusjes laten liggen.
==
Het werd dringen bij de hiernamaalse bestemmingen, de goden hadden het er druk mee.
Enkele van hen stuurden besluiteloze zielen naar de eeuwige jachtvelden, die waren ze alvast kwijt.
Niet netjes, vonden andere opvanggoden, zij dumpten de onplaatsbaren in het vagevuur als tijdelijke oplossing, hadden ze nog een toekomst.
Weer anderen konden de reïncarnaties niet meer aan wegens personeelsgebrek en veranderden ter plekke het geloof van deze zielen: je kunt hoogstens in een wolk overgaan.
Voor veeleisenden waren geen Zalige Eilanden meer beschikbaar, het Schimmenrijk bleek niet te bestaan, bij alle denkbare locaties hingen bordjes met VOL en bij een paar obscure gelegenheden: VOL = VOL.
Zelfs de Opperduivel kon niet vlug genoeg stoken, tot zijn grote spijt.
Wat nu.
Ze staken de koppen bij elkaar.
‘…we raken overbezield – we moeten iets doen – de mensheid gezonder maken? – krachtvoer in de regen verstoppen? ‘
Het ene na het andere voorstel kwam aan de orde,
allerlei vragen passeerden maar geen antwoord was afdoende.
Ze besloten advies te vragen aan Moos, een oeroude hemelgast die nog graag met aardse spullen speelde.
—
Nu was het wachten op Moos, in de regel had hij wijze woorden dus wie weet.
Misschien horen we het in een volgende aflevering.
==
toe, vries niet meer
jij, kleurendief
gedraag je een keer.
– Wat wil je nou
jij, ouwe zeur
je vat geen kou
krijgt later weer kleur.
==
Dag winterlief
daar ben je weer
koud maar actief
als vorst en als heer
– Ha, mooie meid
ik zeg gedag
neem alle tijd
tot lentegelach. ☼
Wordt het winter of gaat het meevallen?
Ik dub bij de thermostaat, 14, 16, 17 graden voor de nacht?
Een stapje terug, ik zet hem op 12 in plaats van de gebruikelijke 14.
Of het gaat helpen in de algehele klimaatverwachting weet ik (nog) niet.
We wachten af.
Waarschijnlijk zal ik nooit de resultaten zien.
En dat, je mag het gerust egoïstisch noemen, vind ik zo ontzettend jammer.
Het niet meemaken van wat mensen te wachten staat en het nooit daadwerkelijk zien van toekomstige gebeurtenissen, bijna onverteerbaar.
Misschien moet ik er blij mee zijn.
Ook dat zullen we nooit weten.
==