Er was eens een hardgekookt ei.
Een flauw ding waar niets aan was. Elke lach moest erop getekend worden.
Net als bij die zachtgekookte aardappel, die was zo mogelijk nog flauwer en melig erbij.
Ze gingen met elkaar omdat ze niets anders konden krijgen.
Het was een suffe verkering, iedereen zag het, dat ze het zelf niet beseften maakte het extra treurig.
Tot er een jolige dansmuis voorbij kwam die schrok van het duffe stel.
‘Wat een triest paartje,’ piepte hij, ‘we zullen er wat leven in brengen.’
Hij danste en zong en maakte gekke capriolen en alle anderen lachen en klapten. Zo niet het ei en de aardappel.
De dansmuis dacht een kwartiertje na en wist de oplossing.
‘Eureka, wacht maar.’
Hij belde iemand en daar verscheen de olifant met die lange snuit. Je weet wel.
Hij snoof aan het zoutvat en blies bij het stelletje de flauwigheid eruit.
Toen werd het een pittig stelletje dat nog best lang en gelukkig leefde.
=========