Toch iets gewoons gevonden, een stukje uit 2009.
Bij mijn weten niet eerder geplaatst.
—
De wijk krijgt een grote beurt.
Leidingen, afvoer, rijweg en trottoirs, plantsoentjes, alles wordt vernieuwd.
Het is een fors karwei, ons dorp is niet groot maar een straat of tien herinrichten is veel werk.
Tien dagen geleden was onze straat aan de beurt.
Beetje lastig maar heel goed te verdragen, het scheelt dat er even verderop een grasveld is waar we de auto’s parkeren. In dit dorp is nog ruimte.
Niet alleen voor de straten is deze opknapbeurt een goede zaak, ook voor de vutters en gepensioneerden.
Zij hebben een gezellige afleiding van hun dagelijkse gangetje, ’s morgens kuieren ze naar de werkzaamheden om de vorderingen te bespreken. Met weemoed bewonderen ze het werk, de gravers en stratenmakers maar hier en daar valt een ondertoon van afkeuring te bespeuren want het huidige vakmanschap is nu eenmaal niet meer wat het was. Voorbeelden zijn altijd bij de hand, iedere ex-deskundige weet haarfijn uit te leggen waarom een stoeptegel in verband moet liggen en hoe diep de gaten behoren te zijn. Ze willen het niet hardop eggen maar zijn in stilte ’n beetje jaloers dat ze niet meer mee mogen doen.
Af en toe komt iemand van een andere straat het kijkgezelschap versterken. Hij loopt met zijn been in het gips en verveelt zich. ‘Opschieten jongens,’ grapt hij naar de werkers. Het keuringscomité kan dit niet waarderen, niemand lacht. ‘Doe gewoon,’mompelt een van hen.
Een meisje verschijnt. Verlegen door het gefluit van de werklui loopt ze linksvoetig over de planken en rijplaten die het trottoir vervangen. Met een vuurrood gezicht probeert ze haar hond weg te trekken die opgelucht op een berg zand hurkt. Nu wordt er wel gelachen en lollige opmerkingen gaan over en weer. Het meisje weet niet hoe snel ze door moet lopen.
Een vlotte vrouw sleurt haar fiets en peuter door het zand, maakt een geintje en krijgt een rap woord terug. Gemoedelijk.
Buurtje helpt haar oma met de rollator, dat gaat moeizaam vanwege de zandhopen maar ook zij komen op de juiste plaats. Iemand zet zijn kruiwagen neer en schiet te hulp waarop oma hem met grote ogen aankijkt: een jonge man die aandacht aan haar besteedt.
Zo gaat dat.
Problemen? Ja, veel zelfs, moeders met kinderwagens en degenen die slecht ter been zijn worstelen zich door de rotzooi. We slalommen tussen bouwmateriaal en afzetlinten, brengen kliko’s en vuilniszakken als ware circusartiesten naar de ophaalplekken.
Ergernis? Ook dat, maar niemand moppert, hoogstens binnenshuis.
Eigenlijk vinden we het wel aardig, die saamhorigheid, opgeroepen door collectieve overlast. We mogen graag een babbel maken met de mensen die putten graven en stoepen aanleggen.
En we zijn blij wanneer het klaar is.
=
© Bertie
Maand: januari 2022
Andere figuren
Niet alleen geraamtes, er zijn meer afwijkende personen te bedenken.
Mensen met alleen spieren op hun botten. Zij zijn meestal aantrekkelijk want smakelijk en dienen constant op hun hoede te zijn voor vleesetende planten, dieren en kannibalen. Regelmatig wordt een dergelijke mens in de bosjes getrokken om ontvleesd achter te blijven, vaak nog geurend naar soepgroente. Omdat afgekloven geraamtes door honden worden belaagd blijven ze liever binnen.
Mensen met alleen spek op hun botten zijn evenmin gelukkig, zodra de zomer begint hebben ze schaduw nodig omdat de zon hun lichaam doet smelten. Daarom verblijven ze zoveel mogelijk achter gesloten jalozieén. Ook voor hen speelt menseneterij een rol, ze zijn gewild als sausje bij een gebraden spiermens. Ze zijn niet erg geliefd, door het gebrek aan spieren gaan ze lillend door het leven hetgeen niet door iedereen op prijs wordt gesteld.
Het ergste er aan toe zijn mensen zonder skelet. Hun lichaam wordt rechtop gehouden door een lange lat, met sterke elastieken waardoor ze een beetje kunnen rekken als ze jeuk op hun rug hebben. Een enkele kale maakt gebruik van een zwabber of kamerbezem voor het gevoel van een flinke haardos.
Meer valt er niet over ze te zeggen.
–
Het logisch gevolg is dat een volmaakte mens zeer bewonderd wordt hoewel niemand er ooit een ziet.
Waarschijnlijk bestaan ze niet.
==
Contrôle
Net terug van de oogarts blinkt de zon me tegemoet.
Lekker, denk ik, straks naar het dorp, op mijn gemakkie boodschappen doen, twee jasknopen los en doen alsof het lente is. Tenminste, zodra de ogen weer helder zijn. Want de afdeling oogheelkunde grossiert in druppels.
Om de oogboldruk te meten, om de letters te lezen, voor een extra cameraopname, soms twee stuks, en nog een want er ging iets mis, de wereld gaat aan oogdruppels ten onder. Maar alles is goed dus ik mag niet mopperen.
Opklaren van het zicht duurt wel lang, dit kan ik alleen typen met de neus op toetsen en scherm en veel herhalingen. Straks is de zon weg. En het lentegevoel ook. Moet de jas weer helemaal dicht.
Jammer.
Ik probeer optimistisch te blijven en hoop op een laat zonuurtje en anders reken ik op de volgende dagen.
Nog even doorgaan met lanterfanten en drentelen, met een wazige blik valt niets te ondernemen.
We komen er wel door, die ogen en ik.
Maar die twee losse knopen, dat mis ik.
==
De lezer snapt het intussen…
Er zit geen verhaal in, dat is weggelegd voor anderen die dat beter kunnen.
Liever overdrijf ik, soms met opzet, soms groeit een vertelsel vanzelf die kant op.
Te gek, te mooi, te lief, te slecht, noem maar op maar altijd anders dan ‘gewoon’.
Zoals de pan groente die ik vandaag bakte en extra lekker wilde maken en door de overdaad aan kruiden/specerijen smaakte als hondenpoep of erger. En dat ik die evengoed opat, kokhalzend en met te grote afkeer, zo keek ik naar het bord, inwendig denkend: gadverdamme wat een smerig spul, hoe krijg je het voor elkaar, kon je niet effe nadenken enzovoorts. Stug door etend want het was zonde om weg te gooien.
Dat dan weer wel, Hollands krentenbloed verloochent zich nooit.
Overdrijven dus.
Niet iedereen houdt daar van. Hoeft ook niet, niemand moet zich verplicht voelen.
Zolang ik maar wat te verzinnen heb.
Er staat al iets op stapel.
==
Gewoon, alweer.
Gezin wandelde door het park.
Vader en moeder, een stuk of wat kinderen dwarrelden om hen heen.
Ze bleven staan bij de eendjes, bekeken het podium waar geen muzikanten zaten, zochten een bankje. Praatten wat met bekenden.
De kinderen verveelden zich. Er was niet veel te doen, in een verloren hoek lag wat speelzand.
‘Mag ik een ijsje?’
‘Straks’
Ze liepen van eendenvijver naar volière en terug, schopten een paar keer door de zandbak, joegen elkaar op en trokken gezichten naar de vogels.
De ouders zagen het aan, smiespelden wat en en besloten tot de terugwandeling maar eerst het ijsje, dan was het kroost zoet tot ze thuis waren.
Zo geschiedde.
Een van de meest langdradige manieren om de zondagmiddag door te brengen was achter de rug.
Het was niet altijd strandweer en je moest toch wàt met de kinderen, het park was voorhanden.
Je kwam er dan ook bekende gezinnen tegen.
Heel gewoon.
–
Dit is een impressie van eind jaren vijftig. Latere generaties hadden ongetwijfeld andere manieren om de zondag stuk te slaan.
==
Wat heet gewoon?
Nog een probeersel om iets normaals te schrijven.
–
Veel mensen hebben wel iets wat ongewoon is, beter gezegd: wat ze zelf apart vinden. Ze denken dat ze anders zijn, vooral pubers. (ik dacht toen dat ik er raar uitzag en bleek met velen te zijn).
Wanneer je meer mensen leert kennen ontdek je eigenschappen of gewoontes die je niet verwacht.
Volwassen mensen spelen met poppen, zingen complete aria’s voor de spiegel, imiteren serieus beroemdheden, doen aan travestie (dit meestal in het geheim), ontpoppen zich als de meest onverwachte figuren en verzamelaars van iets nieuws, van molshopen tot driepotige kikkers of wat dan ook.
Komisch was dit, zelf gezien:
iemand veegde regelmatig de stoeptegels nauwkeurig tot de voeg naast de buren, ging te bezem eroverheen strooide hij wat vuil terug.
Later leerde ik dat al die dingen niet bijzonder waren, het was heel gewoon dat mensen iets anders wilden dan de geijkte liefhebberijen. Zich ergens mee onderscheiden. Toe te juichen zelfs, het maakt gelukkig.
Gewoon goed.
==
(on-)gewoon
Er was eens een echtpaar.
Twee kinderen, kat, hond, konijn en hamster.
Ze woonden in een gemiddelde woning in een doorsnee straat.
En reden een degelijk wagentje waarmee ze Spanje konden halen.
Hij werkte bij een beveiligingsbedrijf als tweede bewaker, zij was invalcaissière in een supermarkt.
Ze leefden als ieder ander gezin.
Op z’n tijd was er blijdschap en verdriet, moois en lelijks, salarisopslag en verhoging van huur. Dieren overleden of kregen nestjes.
Herkenbare aardige mensen.
Zo doodgewoon, zo door en door alledaags, ze zouden nergens opvallen als ze niet allemaal een punthoofd hadden.
==
Gewoon
Er staat een verhaaltje op stapel. Voor het plaatsen eerst moed verzamelen, deze keer is het wel héél erg gek en je weet wat ze zeggen: wie rare dingen bedenkt is zelf ook beetje gek.
Dan maar iets gewoons verzinnen. Hoewel. Iets wat gewoon is hoef je niet te verzinnen.
Bijvoorbeeld, in het kort.
We bestaan en doen van alles om dat zo te houden. Niet iedereen, uitzonderingen doen moeite om er mee op te houden.
Eten en drinken is de kern van het bestaan.
Het is niet genoeg om tevens een prettig bestaan te hebben, ook hongerenden zien naast het voedsel graag iets wat ze gelukkiger maakt. Of iemand.
De basis, doodgewoon dus.
En saai.
Ik hoop er later iets spannenders van te maken.
==
stroom en stroom
Sommige mensen vinden de moderne windmolens lelijk.
Zelf vind ik ze prachtig, net kunstwerken.
De oude hoogspanningsmasten waren aanvankelijk ook vreemd in het landschap maar men wende eraan.
Misschien lukt dat ook met die van deze tijd.
Ze gaan niet meer weg.
==
De krimp zit erin.
Het is weer eens wat anders dan ‘oei ik groei’, dat dacht ik bij het vermoeden van een zwangerschap.
Nu word ik kleiner, weliswaar heel weinig ( 1 of 2cm) en ik ben lang. Zo erg is het dus niet.
Ik merkte het aan de bovenste planken van keukenkastjes, het is nu flink rekken om iets te pakken.
Hoe klein zal ik worden? Bij sommige gaat het ver, mijn moeders krimp schatte ik zeker op tien cm of meer. Mijn vader leverde haast niets in, er is verschil tussen deze en gene.
Een teken van veroudering maar het is ook spannend.
Gaat het almaar door? Stel dat ik heel oud wordt en er blijft een halve bertjens over, kan ik niet meer bij de toetsen en wat te doen met de hersenen? Worden die ook kleiner, nog kleiner, past het verstand er dan nog in, een extern geheugen voor mensen bestaat niet.
Mijn man zou me waarschijnlijk toelachen en troosten dat mijn verstand klein genoeg zou zijn.
Maar serieus, voor zover ik weet doet het verstand niet automatisch mee met een krimpend lichaam. Dat zou foute solidariteit zijn.
Voorlopig hoop ik dat het blijft bij een paar centimeter, mocht het te gek worden ga ik aan de rekstok hangen.
Of neem een dagelijks hapje groeimiddel, daar deden de planten het ook altijd goed op.
==