…van dit jaar.
Straks loop ik de mails nog even na en daarna is het afgelopen.
Zoals in die kindergrappen: ik ga het hele jaar niet meer naar school, in bad, enzovoorts.
Morgen overdag geen tijd, morgenavond te gezellig.
Maak er wat van en bereid je voor op het schrikkeljaar, het duurt langer en godweetwat er dan weer gebeurt.
Houdoe en tot overmorgen.
–
ps dit liedje van de Stones gaat niet over ons maar het is een mooie zin.
Last time
=====
Maand: december 2019
Paard niet in kerststal
Paard verdwaalt
Wilde natuurlijk naar het stalletje van de H. Familie.
Maar ja, wat weet zo’n dier van wegen en wijzende sterren, het liep gewoon de wei uit.
Op goed geluk of op hoop van zegen, om in stijl te blijven.
Het stalletje vond hij niet, wel een goede opvang.
Hij is zelfs beter af, want zeg nou zelf. Hoe heilig ook, een arm ouderwets stelletje heeft vast niet hetzelfde te bieden als een adres van 2019.
Trouwens, wat zouden de drie koningen gedacht hebben als er een paard binnenliep? En de herdertjes? Een paard, dat kwam je in arme stallen niet vaak tegen.
Nooit eigenlijk.
Zitten ze braaf rond te kribbe te aanbidden, komt er opeens een paard aandraven. Is natuurlijk doodmoe, schuimvlokken op de lippen, snakt naar drinken en briest van de honger.
Geen water, geen haver, niet eens een sinterklaaswortel, Jesus nog te klein om wonderen te doen, schaapjes mekkerend van nieuwsgierigheid.
Niks gedaan, al dat gedoe.
Het is maar goed dat hij naar Zeeland verdwaald is.
Daar hebben ze water zat.
=
.
Ik zou me niet moeten ergeren aan…
Vuurwerk nog steeds niet verboden, VVD pleit voor vrijheid (gezondheidsrisico’s inbegrepen), PVV voor behoud van tradities (opdat we een ontwikkelingsland blijven).
Laura H. heiligverklaard (bijna, vraag het M).
Meiland neergezet als artiest (door sommige).
Lize Korpershoeks sex is nog steeds stuk (boek levert wrschnlk meer op dan psychiaterbezoek).
Over grote regeringsbesluiten wil ik het niet eens hebben, die kan ik nog minder begrijpen.
—
Het zal mijn humeur zijn, morgen zie ik het misschien vrolijker.
=
Die man. Slot
Met een grafstem iemand de stuipen op het lijf jagen, een flauwe grap.
Ik ging naar huis en piekerde verder.
Af en toe schoot het beeld van de man me te binnen en onwillig bekroop me de gedachte dat hij beter goede raad had kunnen geven, hij leek zo zeker van een goede afloop. Ik kon wel wat vertrouwen gebruiken.
Tenslotte koos ik voor de huisarts en mijn aardigste collega. Zij hielpen me een besluit te nemen en door de moeilijke periode, daagden me uit te vechten tegen de pijn, de nasleep, het moeizame genezingsproces. Dankbaar aanvaardde ik hun hulp die realistischer was dan de woorden van een vreemdeling.
En toch.
Er was die verwarrende gewaarwording voor de operatie: in de chirurg herkende ik de man van de kade maar de beelden vervlogen in nevelen. Een narcosedroom.
De droom echter achterhaalde me, verschillende keren zag ik de man. Op de kamer, in de gangen, telkens vanuit een ooghoek, Het bevreemdde me en bracht me ertoe navraag te doen bij de verpleegkundigen die me verzekerden van de betrouwbaarheid van de arts. Bezorgd spraken ze van een delier.
Verward? ik was uiterst helder!
De geestelijke die me bezocht liet ik weten geen behoefte te hebben aan godsdienstige bijstand. Ik vertelde alleen van de man aan de kade.
Waarom? Geen idee, misschien hoopte ik op bescherming van hogere machten. De priester aarzelde, waarschijnlijk speelden schaduwen van de tumor me parten?
Hij gaf me de zegen en daarmee uit
=
Nu, twee maanden later, ben ik weer gezond op een lichte hoofdpijn na.
Me sterk voelend loop ik met stevige passen, begroet de wereld en wend me naar de rivier, het bankje op de kade.
Daar zit ik en bezie de hemel aanmerkelijk opgewekter. Hij is winterachtig nu, van een somber grijs.
De plek lijkt een déjà-vu maar het is het ritme van de rivier, zich aldoor herhalend, het veer, de aken, auto’s en fietsers. Zelfs de enige wandelaar op het pontje heeft iets bekends.
Een man, donker in kleding en uitstraling, hij schijnt haast te hebben.
Plotseling verschijnt hij in mijn blikveld, slechts een paar meter van me af en kijkt me aan. Indringend.
O, nee toch…
==
© Bertie/Bertjens
Die man. I
Het was een rillerige najaarsdag. Kil van waterkou maar mooi van licht door de afwisselende sterkte, en jagende wolken in een herfstige setting.
Dat springerige licht, speelde het me parten?
Waren het novemberschaduwen?
Of mijn labiele gesteldheid, die misschien een afwijkende, bijna psychotische gedachtengang in werking zette?
Nog steeds ben ik niet zeker.
Die middag zat ik op een bankje op de kade, piekerend over de uitslag van het hersenonderzoek.
– De chirurg legde het uit.
‘We kunnen niets met zekerheid zeggen, mevrouw. We willen de tumor aanpakken volgens plan…’
Uiteraard luisterde ik; versteend, niet wetend wat te vragen.
Tumor? Aanpakken? Kleine kans op genezing… nooit de hoop opgeven…
Hij vroeg me dus toestemming te geven voor een miniem kansje?
Goeie god
–
Ik keek voor me uit.
Het pontje voer heen en weer, rustgevend door de regelmaat, desondanks bleef de wanhoop. Kon ik het maar kwijt aan iemand; nooit eerder voelde ik de breekbaarheid van het alleenzijn; de trots op mijn zelfstandigheid kwam me nu schamel voor.
Niet eerder besefte ik de waarde van een vertrouwd persoon en in gedachten zocht ik naar zo iemand, wie dan ook, iemand die me kon raden.
Een man verscheen in mijn blikveld waardoor ik overwoog op te staan; een babbeltje was het laatste waar ik zin in had. Maar hij gedroeg zich zo kalm, zo alsof hij bij dit moment behoorde, dat ik aarzelde.
‘Waarom zo zorgelijk?’ was zijn openingszin, ‘U bent nog lang niet aan de beurt.’
Verrast draaide ik me naar hem toe, kende ik hem?
Hij hield mijn blik vast. ‘Vertrouwen hebben in eigen kracht …..’
Mijn verbazing nam toe. ‘Hoezo, ik bedoel, ik kèn U niet eens!.’
Hij lachte wat, ‘dat komt wel’ en verdween.
Zomaar, weg. Had ik even niet opgelet?
Irritatie overviel me; wat had zo’n wildvreemde vent me lastig te vallen. Interessante orakels te verzinnen, pfff, zo goedkoop. Een bleke jonge vrouw in haar eentje, allicht wekte dat het meeleven van uitslovers. Natuurlijk zag ik er zorgelijk en ziek uit, ik wàs ziek.
=
© Bertie/Bertjens
Lys en Finn. Shortstory
Lys was hopeloos verliefd
Op Finn, haar vriendje dat wel een half hoofd groter was en héél sterk.
Zoals hij haar fiets over het hek tilde. En echt niet bang was voor die kwaaie hond verderop, een lelijk beest maar daar trok Finn zich niets van aan.
Soms had hij een cadeautje voor haar. Een mooie schelp, een gekleurd elastiekje en een keer een glimsteen.
Finn groeide onder haar bewondering.
Het dreef hem naar vertoon van nog meer kracht en lef.
Hij tartte het verkeer en zocht de diepste sloten. ‘Kijk dan, Lys!’
Zij juichte, klapte in de handen.
………………….
‘Kom nu maar, morgen gaan we Finn nieuwe bloemen brengen.’
Lys kijkt naar de steen, de onbegrijpelijke tekens.
Dan klaart haar gezichtje op.
‘Mamma, als Finn wakker wordt komt hij er wel uit hoor. Hij is zóóó sterk!’
==
© Bertie
Aan allen
Kersteten
De dag is om.
Ik ben klaar met de dingen voor morgenavond en daar denk ik nu over na.
Half voor de grap maar met een serieuze ondertoon riep ik ‘Kerstdiner van patat met fricandel en een ijsje toe. Dat is genoeg.’ Meteen hapten een paar mensen.’Jaaa, we doen mee.’
Ik blij, zij blij. Afgesproken voor kerstavond.
Tja.
Huisvrouwenbloed raak je niet kwijt of is het kooklust? Keukentrots? Kijk mij eens?
Dus wederom geshopt voor een paar extra groente-, wijn- en vleessoorten, bijgerechten, desserts, bier, servetten.
Het tafellaken inspecteren en….
Soms word je moe van jezelf.
-=
Kortste dag
Inderdaad kwam ik tijd tekort.
Te laat opgestaan, haastig tafeldekken voor logées (die geen ontbijt bliefden), vaatwasser herindelen wegens te vol, tegen deurpost knallen, sterren tellen, sokken kwijt.
Trouwens, wat noem je een dag?
Het werd niet eens helemaal licht, we leefden in een verduisterde onderwaterwereld, een maxi-aquarium, je verwachtte elk moment een vishaak met wurmen te zien verschijnen.
Of de toestand alleen aan het daglicht te wijten viel weet ik eigenlijk niet.
Het avondje schouwburg-met-borrel-na speelde misschien ook mee.
Het was tenminste knap vroeg toen ik mijn bed in dook.
==
Zwanger
In het verhaal over een gegoed Brits gezin uit 1930 lees ik dit.
Mama is zwanger, misselijk en nerveus.
Papa schenkt haar een gin in, dat is kalmerend.
Keukenmeid komt met aspirine, tegen de buikpijn.
Dochter presenteert haar een sigaret, voor de zenuwen.
Mam drinkt, slikt en rookt, kalmeert inderdaad en zijgt puffend terneer op een sofa. Uiteindelijk komt alles goed, zoon wordt geboren en de opvolging is gered.
Het was een gangbare manier van leven in deze kringen, in meerdere of mindere mate ook in andere Europese landen.
Ze overleefden.
Allemaal?
Dat weet ik niet.
–