Duivels rundvlees.

Teruggevonden na lang zoeken.
Af en toe een vleesgerecht op tafel, heerlijk.

Ingredienten
500 gr magere runderriblappen
1 ui
2 tenen knoflook
2 eetl sambal manis
1 eetl kerrie
½ dl ketjap manis
1 blikje tomatenpuree
2 dl kokosmelk

Bereiding. Oventemperatuur 180 º C
Snij de runderriblappen in gelijkmatige stukjes en strooi er versgemalen peper en zout over.
Snij de ui in grove stukken.
Smelt in een braadpan een klontje boter en voeg een scheutje zonnebloemolie toe.
Bak de runderblokjes bruin en neem ze uit de pan. Fruit in dezelfde pan de uien en doe het vlees er weer bij.
Voeg de kerrie, sambal en fijngehakte knoflook toe en bak dit mee.
Doe de tomatenpuree erbij en als deze warm is, mogen ook de sojasaus en kokosmelk erin.
Laat 3 à 4 uur in de oven gaar stoven met het deksel op de pan.
Het vlees moet zacht en mals zijn.
Lekker met rijst.
Zet drinkwater klaar of iets anders verkoelends.
Eet smakelijk.
==

Het nieuwe donorregister per 1 juli 2020


Wat te doen.
De zaak blauwblauw laten betekent dat je na je dood automatisch het etiket krijgt ‘Geen bezwaar tegen orgaandonatie’.
Dat is het meest eenvoudige en doodmakkelijk, eventueel kun je het altijd nog veranderen.
Zelf overdenk ik het liever van tevoren. Mijn ideeën zijn niet hetzelfde als die van jaren her.
Lang was ik overtuigd van de gulheid omtrent mijn lijf: ze mogen alles hebben wat bruikbaar is.
Intussen ben ik voorzichtiger geworden.
Dacht ik altijd een realiste te zijn bekruipt me nu een unheimisch gevoel, bang nog niet helemaal dood te zijn als ze me uit elkaar halen.
Cru gesteld: je zou maar bijkomen zonder hart.
Ik weet dat het onzin is, maar dat niet alle lichaamsdelen tegelijk sterven vind ik een akelig idee.
Stel je voor.
Hart gaat traag, trager. Hersens bijna.
Dokters met geslepen scalpels staan klaar op de achtergrond, ze loeren. Je voelt het ondanks je halfdode staat, je pept je hart nog even op en longen piepen bangelijk, je wilt roepen maar je stem heeft het al begeven…
Dit is natuurlijk een raar scenario, ik weet het, maar zo ongeveer dwarrelt het in mijn brein dat ik nu nog heb maar dan misschien niet meer.
Ik ben er nog niet uit.
Voorlopig koester ik de hoop zo oud te worden dat niemand meer wat aan me heeft. Versleten boel, de scalpels zijn niet nodig.
Een zucht van opluchting is dan de laatste rilling.
==

.

Park


Leunend in een hoge boom overzie ik het impopulaire park.
Het is saai.
Boom, grasveld, water, eendjes, banken.
Wind ruist door bladeren die de zon filteren zoals het hoort.
Rollators sluipen rond, aangedreven door stramme benen.
Kinderwagens verschijnen. Vaders, moeders, grootouders. Ze gaan zitten, rusten en berusten.
Kleutergejammer, tijd om naar huis te gaan.
Opgelucht vertrekken de bezoekers.
De middag is weer om.

Waarom in een hoge boom?
Wie wil er nou op een impopulaire parkbank zitten.
==

Ieders god

De kerkdeur staat open, er klinkt een orgel, voetstappen en gefluister.
Het wordt een dodendienst, de klokken luiden.
Een buurtgenoot ziet me, knikt en loopt haastig naar binnen, bekend met mijn scepsis.
Wat, vraag ik me af, moet de dode hier mee? Diens geest is toch al vervlogen.
En de achterblijvende?
Men zegt dat vertrouwde ceremonies troostend werken, een van de sterkste speerpunten van het geloof.
Ieder zijn meug, mij hielp het geen bal en een paar andere mensen die ik ken ook niet.
Ze werden hoogstens een paar uur afgeleid dan wel misleid.
We zijn dan ook niet gelovig.

Een nieuwe god bedenken, dat lijkt me wel wat. Een androgyn figuur, een blanco model dat tevens alle uiterlijkheden aanneemt die ieder afzonderlijk mens wil zien in een god.   Ik vind geen passend exemplaar.
Trouwens, welke religieuze diensten zou ik erbij moeten bedenken, alle gebaren bestaan al.
En dan nog, de een bidt met liefde voor een grootmoederlijke, de ander strekt zijn armen uit naar een sexy bloot beeld. Waarschijnlijk zou mijn buurjongetje god zien als zijn lievelingskonijn en aan wie zouden nonnen hun ziel verkopen?
Moeilijk uit te werken.
Hoogstens als virtuele religie.
Mijn verzin-zin ebt weg, dit is er immers al lang?
Vroeger noemde men het duivelswerk of gevaarlijke fantasieën, pornografie, afgoderij maar nieuw is het niet.


In de supermarkt bepaal ik me tot de boodschappenlijst.
Ik loop langs de bakkersafdeling.
En zie..
… oh  mijn god, die mokkaschnitt..
==

Tuinmix

Wat wildgroei in je tuin extra aantrekkelijk maakt is het samengaan van planten.
Zonder bemoeienis komen ze bijeen op één plek. Ze vermengen zich net niet helemaal en leven door- en naast elkaar.
Paddenstoelen en laagbloei eensgezind onder het leverkruid, druif en roos, varen en paddenstoel, je ziet het herhaaldelijk.  Regenboogplanten.
Het mooist is
←dit driemanschap: tomatenjong, oostindische kers en bejaarde ooievaarsbek, wortelend in één huis.
Een paar dagen terug bloeide de oostindische. De andere twee zijn te jong of te oud maar gunden hem de bloem. Hoe beeldend.
De tomaat zal vergaan, de andere twee zijn winterhard.
Komt er navolging? Zou mooi zijn, veel planten maken er een zootje van en zouden het liefst alle grond voor zichzelf hebben. Minivarentjes en anderen kruipen gewoon over buurbloemen heen en laten ze stikken.
Net mensen.
Sommigen dan.
=

.

Hoge nood

Dit is een verloren hoek in het achtertuintje.
Blijkbaar raakte een of ander dier geïnspireerd, in het voorjaar lag er opeens een bergje ontlasting onder het vogelhuis. ’s Morgens vond ik het, het moet ’s nachts neergelegd zijn.
Het waren drollen als die van een middelmaat hond, denken we. Wat groter dan bijv. een beagle.
We vroegen links en rechts maar niemand kon het verklaren.
Misschien een grote kat, zeggen een paar mensen. Maar dat geloof ik niet, katten zijn me door en door bekend en hun poep ook.
Onbegrijpelijk. Het muurtje is 1.75- 1.80m hoog, de schuur daarachter veel hoger, tuin is rondom afgezet en gesloten met een stevige poort. Een hond kan er niet in.
En dat is het raadsel dat we nog steeds niet hebben opgelost:
welk dier dan wèl?
Voor de stank heb ik het opgeruimd, jammer genoeg zonder foto te nemen.

Springt ’s nachts een vreemdeling  in de tuin om zijn behoefte te doen? Een engel? Duiveltje? Slingeraap?
Bestaan er katten die grote hopen neerleggen zonder het onder te krabben? Liepen er leeuwen los? Was de wolf hier?
==

… nee. Als je groot bent.

Als kind had je het gevoel te blijven steken rond het tiende jaar. Het schoot maar niet op en alle leuke dingen gingen je neus voorbij.
Uiteindelijk  was je zestiende verjaardag en mocht je meedoen.
Een deceptie, voor mij althans.
Ik schaamde me dood.  Pa en moe bekeken me trots en voor die glimmende gezichten mocht ik officieel een glas wijn of bier drinken, sigaret opsteken (andere tijden) en meepraten. Ik voelde me te kijk staan en was blij geen klasgenootjes te hebben uitgenodigd.
Ook werd ik geacht hiervan heel erg te genieten, godbetert.
Ik deed opzichtig mijn best me onhandig te gedragen. Dat was nodig om te verbergen dat ik al lang stiekem biertjes dronk en rookte.
Een zus en broer wisten dat. Natuurlijk. Ze grijnsden om elke beweging mijnerzijds en lagen krom toen ik als eerste mijn glas leeg had.
Enfin. Ik was groot.

Pa en moe hadden geen tijd dus geen notie van de gewoontes die hier in de dorpen rondom ons  normaal waren.
Meisjes uit mijn klas gingen op hun veertiende of vijftiende jaar naar de kermisdanszalen. Ze  rookten een sigaret, een enkeling had een vrijer. Werd geheel geaccepteerd zolang ze zich maar netjes gedroegen.
En dan je zestiende verjaardag feestelijk te moeten vieren met je zogenaamde eerste rook en glas.
Het ìs dat ik mijn ouders niet wilde teleurstellen maar anders…
==

Diep verdriet

Land klinkt in. Je leest en hoort het over laagveen en polders. Geen nieuws, dat deed het altijd al.
In werkelijkheid valt het misschien mee. Dacht ik.
Familie schudde me wakker.
Enige weken geleden belde een Hollandse nicht die opvallend moeilijk  te verstaan was.
‘Wat is er met je telefoon,’ vroeg ik.
‘Niks. De verbindingen worden slecht. Ook die van het huistoestel.’
Lastig.
‘Het komt,’ ging ze verder, ‘door de bodemverzakking. Dat gaat hard hoor, we wonen  nu in een souterrain. Wat dat met de smartphone te maken heeft weet ik niet.’
‘Och kom…’
‘Nou Bertie, echt waar hoor.  Elke maand zitten we een halve steen lager.’
Naar zulke flauwekul luister ik niet en hing op.

Gisteren belde ze weer.
Hallo nicht-cht, met mij-ij ‘, begon ze met holle stem, ‘versta je me nog-og?’
‘Ja zeker, hoe gaat het-thet?’  Verbaasd keek ik naar mijn gsm. ‘Het echoot-oot, hoor je dat-at?’
Ze zweeg.
‘Het is toch niet-iet…’ drong ik aan.
‘Jawel-el, we zitten diep in de put-ut.tt….’
Nu zweeg ik ook.
Ik herpakte me en liet een snik horen. Een dubbele.
‘Dankje-je,’ bracht ze uit.
Verdrietig beëindigden we het gesprek.
Goed dat mijn ouders het niet meer meemaken.
De familie, zo diep gezonken.
=

Blabla-smiespelsmiespel

‘…wij wisten precies bij wie het huishoudgeld op was, dan werd het de goedkoopste worst…..’
De spreekster werkte in een mij bekende supermarkt op de vleeswarenafdeling en vertelde dit in vertrouwen. Alsof ik dat wilde weten.
‘Ken je die en die nog? Niemand mag weten waar hij woont maar nou moest ik een pakje  op zijn naam bezorgen  in de straat van…’
De verteller was vakantiehulp, ergens in de omgeving.
‘Héééé, hallo, geef je een rondje? Kan er nou wel van af hè. Wanneer ga je rentenieren hahaha..’
De grappenmaker werkte bij een lokale bank en wist iets van rentebijschrijvingen. Pas na een boze blik werd hij stil.
Zomaar een losse greep uit een vat vol geklets. Niet verzonnen, we hoorden ze zelf, een paar jaar geleden.
Toen ik vanmiddag iets vernam over iemand die zijn salaris en rekeningen niet bij een lokale bank wil onderbrengen en daarom wordt uitgelachen, dacht ik hier aan terug.
Zo gek vind ik zijn wantrouwen niet. Iedereen kent elkaar, menig bankemployee is een dorpsgenoot. Loslippigheid komt voor.
De privacy bij banken is verbeterd,  ik hoop dat de monden intussen ook op slot zijn.

Internet en overheid hebben we allang niet meer in de hand maar klanten-privacy in-het-klein kunnen we misschien nog enigszins bewaken.
Onlogisch, maar roddel in buurtwinkels en -instellingen voelt erger dan een verre afluistersatelliet.
==