
– Hmgpgr
– Jahaaa …
– Sakkerdeju, en dat op de vroege morgen… gaap.. kom over een uurtje maar eens terug.
–zzzzzzzzz…
Grote zussen spraken over hun kindertijd.
Weet je nog dat we te lang kletsten in bed?
O jaaa, dat Moe ons uiteindelijk strafte met haar pantoffel. We hoorden haar de trap al op komen met ongelijke stap, één slof in haar hand en doken alvast onder de dekens. We kermden bij voorbaat alsof we geslacht werden…..
Wij, jongsten, kenden dit niet. En pa? vroegen we, wat deed die dan?
Die liet het aan moe over. Zo ging dat toen.
Ik zou dat niet geaccepteerd hebben toen we zelf in de kleintjes zaten.
Toch was die taakverdeling in de jaren vijftig niet altijd zo vrouwonvriendelijk als het nu lijkt.
Door elkaar genomen hadden mannen en vrouwen redelijk vaste patronen waar beide partners vrede mee konden hebben.
Mijn vader hoefde geen huishoudelijke klusjes te doen en mijn moeder nooit iets in de tuin, schuur of wat dan ook buiten. Kinderen opvoeden was nogal eens een heikele kwestie (“zeg jij ook eens wat!”).
Het ging aardig goed bij de meeste mensen die ik kende. Ook waren man en vrouw niet te beroerd elkaar een handje te helpen in noodgevallen.
Men wist niet beter, veel mensen vonden het prima zo. Priesters en dominees hielpen daarbij.
Dit gold voor arbeiders en vergelijkbare standen, bij de gegoeden zagen we dienstmeisjes en tuinmannen werken. Wat die vrouwen zelf deden was ons een raadsel.
Ik dacht dat ze de hele dag in tijdschriften bladerden en naar de radio luisterden tot mijn moeder me uitlegde dat de vrouw van de dokter haar man assisteerde bij het klaarmaken van medicijnen, net zoiets als de vrouw van de kruidenier in de winkel hielp.
Voor de vrouwen die meer in hun mars hadden was het minder mooi, ook bescheiden eisen werden niet altijd ingewilligd. Terwijl in menig huishouden juist de vrouw het reilen en zeilen bestuurde, financiën beheerde en uitgaven controleerde. Dat mocht ze wèl.
Mijn moeder las en leerde graag.
Scholen en cursussen waren te duur maar ze spaarde als een vrek om toch een talencursus te volgen.
En gelijk had ze.
—
Slot.
Helaas, de aardigheid was er gauw af.
Plakkerig ontwaken in een tweepersoons slaapzak met de verkeerde onderbroek rond je enkel, was verrukkelijk toen we achttien waren. Twintig jaar en een paar kilo’s later werd het krap en genant. Schutterig kropen we ’s morgens op handen en voeten overeind.
Enfin, dat was nog op te lossen met humor.
Hand-in-hand van de zonsondergang genieten bleek een saaie bezigheid, de uiensoep was nauwelijks eetbaar, extra bouillonblokken hielpen niet veel.
Ook dat was te accepteren, we konden altijd nog naar het eethuis.
Aanvankelijk lachten we de tegenvallers weg maar hoe lang kun je ze verdragen?
De maanzieke hond was een ramp, geen van onze schoenen kreeg hem stil.
Na een week klom de warmte naar een hoogtepunt en ontaardde in een hittegolf zonder weerga.
De boer was chagrijnig en schold op de droogte.
Lin klaagde over het zweet dat haar wangen deed uitzakken wat haar inderdaad niet stond.
De hond bleef nachtblaffen.
Van humor was geen sprake meer. Van l’amour nog minder.
‘Mijn god,’ bad ik in stilte, ‘hoe overleven we dit?’
De doorbraak kwam op de negende dag.
Onuitgeslapen en razend stapte ik naar de boerderij waar ik op de hond wees. ‘Kun je dat kreng niet ophangen? Anders doe ik het.’ Het beest werd dol, blijkbaar verstond hij me.
Dat was teveel voor de geplaagde boer.
Hij werd gek en greep de riek, ik de autosleutels, Lin in één graai de tent met inhoud en met de dolle hond achter ons aan raceten we richting Bergen op Zoom.
Daar regende het.
==
© Bertie.
Het was bloedheet en de stemming stond op een laag pitje, geïrriteerd als we waren door jeuk van muggenbulten en zweet op de onmogelijkste plekken. Lin smeerde doorlopend met citroencrème. In haar hang naar retroromantiek besmeerde ze mij ook, dicht tegen
me aan kroelend. Die lol was er gauw af.
‘Nog één keer samen in een tentje,’ had ze bedacht,’ tussen koeien en paardenbloemen..’ – en dazen en vlaaien, mompelde ik er achteraan.
‘Hè toe nou Pol. Naar Frankrijk. Vers stokbrood en wijn en uiensoep. Zonnebloemen, amou-our,’ koerde ze.
‘Lin, dat zijn we ontgroeid. Ik wil geen vakantie vieren met taaie korsten gedoopt in rooie azijn. Laten we de caravan nemen naar een geriefelijke camping met werkende toiletten en stromend water.’
We pleitten een poosje, ieder voor het eigen idee. Tot een compromis.
In de regel is dat geen vlees en geen vis.
Niettemin zou het een geslaagde vakantie zijn geweest wanneer dat ellendige vliegentuig er niet was. De hittegolf en die vreselijke hond. Een echt bed had misschien ook geholpen.
Een boerencamping in Zeeland benaderde het dichtst de koeien en paardenbloemen. Lees: taaie graspieken die prikten.
Ook kochten we een sheltertje, zo’n handig ding met een knus luifeltje waaronder we het glas konden heffen. Lin had een ‘leuk solexje’ op het oog, dat kon ik nog net voorkomen. Met een brommer het weiland op, het idee.
Er was stromend water. Een heuse wc. In een dorp verderop stonden een eetcafé en kruidenierswinkel waar we stokbrood en Franse rode wijn konden kopen.
Het zag er niet eens zo slecht uit.
We maakten een begin met l’amour teneinde een vroegere verliefdheid terug te vinden en verdomd, de eerste paar dagen lukte het bijna.
==
© Bertie
Morgen deel 2.
Vandaag verse asperges bij de warme maaltijd, eenl ekkernij waar avondlijk gesnaai niet tegenop kan. Man, wat is dat lekker.
De viskraam stond er ook, ik twijfelde tussen een broodje haring en een gebakken vis. De haring won.
Het was een smakelijke dag.
Zie je, zonder leeswerk valt heel goed te leven.
==
Nietlezen vereist een andere invulling van de tijd.
Net toen ik probeerde een nieuwe bezigheid te bedenken belde kennis F. dat hij vandaag tijd had voor een afgesproken klus.
Een oude, hoge kast moest worden afgebroken en opgeruimd.
F kwam. Hij had een breekijzer meegebracht en een moker, een gereedschapskist met van alles. Ik bekeek het met ontzag, de klus zou niet lang duren, meende ik.
Vakkundig haalde hij de ene na de andere plank en balk los.
Intussen had ik opnieuw een probleem, hoe moet je de tijd zoet brengen als iemand in je huis aan het werk is? Je voelt je ongemakkelijk. Met de armen over elkaar staan toekijken wil je niet, internetten en stilzitten ook niet.
Ik liep heen en weer, droeg een plankje weg en raapte een schroefje op, deed alsof ik ook druk was met schilmes en aardappelen, streek een verdwaalde zakdoek en kwebbelde over het laatste sterfgeval, streek de zakdoek nog een keer tot het tijd was voor koffie.
Daarna gingen we verder.
Na de derde strijkbeurt was de kast gesloopt. Ik bewonderde F uitbundig, blij dat het karwei af was.
Maar achter een grote kast die jarenlang niet van zijn plaats komt vind je van alles.
Een verweesd stopcontact hing aan een spijker. Uit een ander gat kwam een bundel stroomdraden die onder een plint weer verdween, de plint zelf stond scheef. F werkte verder.
Mismoedig bekeek ik de gestreken zakdoek.
Haalde nieuwe aardappels te voorschijn en schilde een portie voor morgen en daarna voor overmorgen. Ik keek een poosje naar zijn werk en won vijftien minuten met de laatste nieuwtjes uit de plaatselijke krant.
Enfin.
Halverwege de middags was hij klaar en vertrok.
Toen kon ik rustig zitten, moe van het gedrentel en het niet-weten-wat-te-doen.
==
Moet een verhaal of vers per se een persoonlijke betekenis hebben?
Nee hoor, een uiting van simpele zonnewarmte of een sinterklaasrijm kan ook.
Evenmin hoeft het over je omgeving te gaan, als blogger kun je de meest baarlijke nonsens opschrijven.
Over een biggetje dat uitgroeide tot zeeleeuw, je weet maar nooit welke verliefde kolder zijn moeder in haar kop kreeg.
Over de pech van mensen die het leven lieten bij de crash van een UFO waarvan de captain dacht dat de lokale ijsbaan een landingsplaats was voor ruimteschepen, in de Melkweg denken ze nu eenmaal anders dan wij.
Over hilarische avonturen van de goudvis die zijn krappe kom spuugzat was en een wereldreis begon in de sloot maar niet wist dat daar snelwerkend vergif in zat en plotseling plastic vingers en tenen aan zijn vinnen en staart kreeg zodat hij op het droge kon klimmen maar voor elke ademteug een duik moest nemen want de gifmenger had vergeten longen in te bouwen enzovoorts.
Niets persoonlijks.
Toevallig maakte ik vandaag zelf iets vreemds mee.
Ik stapte naar buiten, een windvlaag greep me en woei me in één ruk de stoep over en zette me netjes voor de schuurdeur neer.
Nu ben ik al ruim een week geleden gestopt met de avondextra’s, kaas en worst en broodjes ham en zo, en het scheelt anderhalf gaatje in de riem maar wie verwacht dit nou?
Het ìs dat ik er zelf bij was, ik zou het niet geloofd hebben.
==
Er liep een paardje in de wei
het voelde zich zo lente-blij
en huppelde rond moederpaard
die naar hem knikte, doodbedaard
ze liet hem dollen in het gras
ze wist precies wat goed voor’m was.
—
Het paardje zocht het verderop
het leerde snel, deed de galop
en draafde naar het prikkeldraad
daar hoorde hij een pril geblaat.
Hij stopte struik’lend, keek eens goed
en zag een zwarte schapensnoet.
—
Ze keken, roken, likten blij
daar in die lentegroene wei
ze draafden en ze dartelden
hun levenslustjes spartelden
het was een bijna-integratie.
Slechts de draad weerhield formatie.
—
Het moederpaard was zeer verstoord
dit was toch zeker niet wat hoort?
Ze zette koers naar’t dolle span
en deed het schaapje in de ban.
‘Tis niet alleen een ander ras,
maar ook die kleur, dat geeft geen pas’.
—
Het paardje ging met mama mee
het sprong nog wel maar reeds gedwee
hij keek nog eenmaal om naar’t lam
en berustte: ‘Goed hoor mam’.
Het zwarte schaap vergat hem snel
ze trof een witte, die mocht wèl.
© Bertie/Bertjens
.
Te vlug zappend kwam ik op Utopia. Nog vlugger ging ik er voorbij.
Een paar keer heb ik moeite gedaan de serie te volgen, zowel Utopia 1 als Utopia 2.
Dat hield ik niet lang vol.
Wat het is weet ik niet maar ik vond het programma zo deprimerend dat ik er zelf naargeestig van werd.
Ik heb niets tegen het format.
Is het de armoedige uitstraling? Ben ik te verwend met beroepsacteurs?
De sfeer van grauwheid? Of verbeeld ik me dat en keek ik op het verkeerde ogenblik? Van Big Brother herinner ik me dit niet maar die kwamen in een kant-en-klaar huis.
Met wat voor ogen moet je dit bekijken?
Niet met het idee van een echte utopie of komt dat nog? Het staat wel heel ver af van een idealistisch beeld.
Of ben ik simpelweg te oud om dit te kunnen waarderen?
–