Er was eens een misselijk mens
ze voelde haar maag zeer intens
eenieder liep wijd om haar heen
ze zag niets, ze wilde alleen
de maag leeg, haar enige wens.
–
Ze nam een hap zout om te braken
en spande alvast hare kaken
teneinde te spuien het maal
in één grote vuilvette straal
van voedsel in diverse smaken.
–
Ze schoonde haar mond met een spuugslab
en veegde hem af aan haar nekkwab
‘Niks waard, dat gekots
tis tegen mijn trots.’
Toen nam zij als troost ene speklap.
=