Jolita, de koe die zich verveelde 9 + 10(slot)

Hm, dacht Jolita, dat leek te kloppen; behalve het dorstige meisje hadden ze geen mens gezien behalve de automobilisten op de snelweg. Op deze manier duurde het wel erg lang voor ze iets uit het leven kon halen.
De avonturen die ze vanaf gisteren meemaakten waren niet precies wat ze zich had voorgesteld al moest ze toegeven dat ze zich niet verveeld had. Niet elke koe kreeg de kans om een uitstapje te maken met een liefdesverdrietige stresskip noch ontmoette ze een wildmelkster om van een ontvoerd olifantje en een UFO maar te zwijgen.
Niet verveelde…  het drong ineens tot haar door!
‘Zeg Claer,’ zei ze, ‘besef je wel dat we een heel bijzondere trip maken?’
Enigszins bitter keek Claer haar aan. ‘Meen je dat nou? Dan zou ik wel eens willen weten wat jij een badtrip noemt. Bijzonder, poe. Een vrijer die me te dik vindt en in de steek laat, een ettertje in olifantsvel, een onecht meertje…’
Ze rilde.
‘Ik weet niks van badtrips maar… hola, wat nou weer?’
Klikklikklik konk het boven hun koppen, tegelijkertijd zagen ze een flits tussen de wolken.
‘Nondeju… een eurosatelliet.’ Geërgerd balde Jolita een hoef naar de lucht. ‘Hebben we niet genoeg aan mijn baas?’ loeide ze kwaad.
‘De smeerlappen, ons ’n beetje in de gaten houden, boeh! Ik ga weer naar huis als het zo moet. Wat is dit voor vrijheid? Zo vinnik er niks meer an…’
Ze pruttelde maar door tot Claer ingreep.
‘Nou is’t genoeg,’ berispte ze, ‘hou op met je gezeur. Laten we liever omkeren, ik heb vreselijk veel trek in verse mais.’
Ze sjokten terug richting snelweg.
‘Hallóó dames, zin in een avontuurtje?’
Omkijkend zagen ze een paar likkebaardende zwerfhonden.
Ze haalden hun schouders op.
Het hoefde niet meer.
Ze wilden hun melk en ei kwijt en durfden niet te rekenen op een volgend hongerig meisje.
Ze wilden thuis zijn en opscheppen over hun reis.
Ze haastten zich
==

Jolita, slot.

Hoe meer ze zich haastten hoe meer haast ze kregen.
Klepperdeklop deden Jolita’s hoeven; miepmiep-zoiiiinggg flitste Claer; stofwolken staartten achter hen aan en voor ze het wisten stonden ze bij de snelweg.
Jolita dacht er niet aan bang te zijn voor het verkeer en laveerde gracieus  tussen de jagende auto’s, een pad banend voor Claer die in diepe gedachten was.
Zodra ze aan de overkant stonden hief ze een vleugel op: stop!
‘War is er aan de hand? Toch niet weer nieuwe meemaaksels?’ Verontrust herkauwde Jolitas een bosje gras.
‘Joliet,’ sprak Claer plechtig, ‘kijk naar mij.’
‘Doe ik al. Èn?’
‘Wat zie je?’
‘Nou, gewoon, ik zie jou.’
‘Anders niks?’
‘Uhh, nee. Sorry hoor.’
‘Heb je last van jaloezie, Joliet? Eerlijk zeggen.’
Verbluft staarde Jolita haar vriendin aan. ‘Waarom zou ik?’
‘Nou, let op: IK BEN AFGEVALLEN!!’
‘Hè? Krijg nou wat… je hebt gelijk, dat ik dat niet eerder heb gezien. Gefeliciteerd meid!’ Ze gaf Claer een warme knuffel waarbij ze tersluiks het schriele kippeborstje bekeek.
‘Luister,’ vroeg ze voorzichtig, ‘zijn er bij jullie geen andere kerels dan die 2Macho? Een gezellige middelbare of zo?’
‘Bejje belazerd?’ steigerde Claer, ‘ik wil 2M en als ik hem niet kan krijgen duik ik het klooster in.’
‘Tuttut’ kalmeerde Jolita, ze was Claers gestress ’n beetje beu. ‘Laten we alsjeblieft doorlopen.’
Pissig kraaloogde Claer terug; zij was het onbegrip van haar vriendin minstens evenveel beu.
Ze kwamen aan het hek. Het naderende afscheid verzachtte hun stemming. Geroerd draaiden ze de koppen naar elkaar, hier was het immers begonnen.
‘Het ga je goed.’ Nog éénmaal schudden ze poot en vleugel.
Jolita klom over het hek zonder haar uier te schaven; ze liep regelrecht naar tante Rirante voor een verslag.
Claer scharrelde heen en weer; wachtend op het welkomstgekraai van 2Macho zocht ze alvast een mooie worm voor hem.
Het leven hernam zich.
=

Op naar de toekomst.
. 

© Bertjens.

 

Jolita, de koe die zich verveelde 8

‘Oooooh’ gilde Ivorientje opgewonden ‘misschien is het van de UFO die Monkey heeft gekidnapt. Laat hem maar komen dan schieten we hem neer, de rotzak, geef-me’n-gun-powpow… ‘ Stoer aapte ze grote kinderen na.
Claer fronste haar geëpileerde wenkbrauwen. ‘Wat een taal,’ zei ze misprijzend, ‘dat is zeker Afrikaans?’ kwam er hatelijk achteraan.
Jolita wilde sussen maar Ivorine was zelf mans genoeg. ‘Ha, ìk hoef nog niet naar een vrijer te hengelen’ spotte ze wijsneuzig. ‘W-w-wat..’ vloog Claer op.
Weer wilde Jolita wat zeggen, deze keer werd het haar belet door een geluid in de lucht.
Verrast keken ze op en schrokken van een schaduw, groot, imposant door de vreemdheid.
‘Hij is het, zien jullie het? Hij is het hij is het.’ Ivorines stem sloeg over van opwinding.
Er klonk een onaardse stem.
‘SLURFWEZEN WORDT VERWACHT’ schalde het, ‘WIJ BRENGEN U NAAR SLURFENLAND.’
‘Horen jullie dat? Hij zei U tegen mij!’
Op slag vergat Ivorine haar moordplannen en in haar ego-eerbied zag ze niet de vlizotrap die vanuit een donkere opening werd uitgeschoven tot Jolita haar erheen duwde en op de onderste sport zette.
‘Nou Ivoortje, dat was een korte vriendschap maar ik zal je nooit vergeten. Let goed op bij trompetles en gedraag je netjes. Doe je de groeten aan je moeder?’
Aangedaan stapte Jolita achteruit.
Claer voelde de stress van het afscheid; trillend zwaaide ze met een kanten boldootdoekje (ze was veel ouder dan ze wilde weten). ‘Dag lieveke mijn hartedieveke’ tokte ze krakend, oprecht blij van het bijdehante krengetje verlost te zijn.
Eén trompetsignaaltje weerklonk ten afscheid, toen werd de trap opgehaald en verdween de UFO.
Jolita stootte Claer aan. ‘De plas is weg, geloof je nu dat het een waterzoeklicht was?’
Inderdaad, het landschap was als voorheen, een grassige en saaie berm.
‘Wat doen we?’ vroeg Claer. ‘Heb jij nog zin om verder te gaan? Ik heb niet veel vertrouwen in wat komen gaat.’
‘Nou al terug? We hebben nog geen vreemde mensen leren kennen, laten we ze gaan zoeken.’
‘Jolita, dit is het platteland, die vind je hier niet.’

© Bertjens

Jolita, de koe die zich verveelde 7

Verrast hielden ze hun pas in.
Ivorine bleef halverwege een valse noot steken. ‘Hé,’ riep ze verheugd, ‘een zwembad, daar ga ik in spelen,’ ze holde naar de plas en liet zich er in vallen. Het viel vies tegen. ‘Ho, stop, brrr wat koud, ik wil eruit, mammieie…’
Ze probeerde tegen de oever op te krabbelen maar viel terug, ‘help dan toch..’
Claer knikte voldaan. ‘Laat haar maar even afkoelen, ik word gek van dat getoeter.’
‘Nou zeg,’ zei Jolita verontwaardigd, ‘zo’n klein meisje, jij bent er toch ook een geweest? Hup, trekken.’
Met tegenzin hielp Claer mee en samen trokken ze bibberend Ivorientje op het droge.
Jammerend zat het kind op het gras. ‘Ik wil naar hui-uis’ griende ze terwijl er snottebelletjes op de grond spatten.
‘Eerlijk gezegd valt het mij ook tegen,’ snibde Claer ‘straks zit ik weer met een nieuw ei en dan dat tetterbrok hier, daar word ik bloednerveus van. Oh, 2Macho,’ begon ze weer te rillen, ‘laat me je heerlijke kraaistem toch horen.’
Schor van verlangen probeerde ze hem te roepen maar haar kippestemmetje bracht het niet verder dan een krasserig kukeleku.
Bijna deed Ivorine de tweede stem maar ze hield zich in.
Jolita krabde zich achter de oren.
Er was inderdaad niets te vinden aan deze kant van de snelweg.
Maar wacht eens, ze hadden het water nog niet onderzocht.
‘Kom op,’ sprak ze bezwerend, ‘we gaan uitzoeken wat dit voor een geheimzinnige poel is. Oké?’
Met tegenzin kwamen de twee achter haar aan naar de oever, die steil was en met lang gras begroeid.
Het was geen sloot, geen beek of meer, slechts een plasje van hooguit drie of vier meter doorsnee.
Ze liepen er omheen maar er kwam geen einde aan. ‘Ik snap het niet, het lijkt wel of het meeloopt.’ Jolita stopte en keek om.
Claer en Ivorine stopten na een paar passen ook.
‘Het is een tovermeer, het is vast een sprookje,’ opgewonden hupte Ivorine op en neer.
‘Het is misschien een teken van 2Macho,’ hoopte Claer.
‘Hm, ik denk eerder dat het een waterzoeklicht is van een buitenaardse, het flakkert, kijk, nu is het blauw…’

© Bertjens

Jolita, de koe die zich verveelde 5 + 6

‘Eigenlijk wel, ik wacht tot ik iemand tegenkom die dorst heeft. Kun jij misschien…’
Claer spreidde haar vleugels: ‘Hiermee??’
‘Nee,’ erkende Jolita, ‘dat is te lastig. Maarre, zullen we eerst wat eten? Ik heb honger’
En zo genoten ze van hun eerste reis-ontbijt.
Het bermgras hapte heerlijk weg ondanks de benzinedampen. Claer smulde van allerlei afval, ze vond zowaar enkele smeuïge  wormpjes.
Samen eten schept intimiteit.
Ze bespraken Jolita’s vrijheidsdrang en Claers liefdesverdriet; ze babbelden over de toestand in de wereld en de Dierenpartij.
Tenslotte zongen ze eensgezind het zwerverslied; het was reuzeknus.
Plots wees Jolita naar rechts  ‘volgens mij komt er iemand deze kant op.’
Een meisje holde, zwaaiend met een kan, op hen toe.
‘Oh wat een geluk,’ riep ze al van verre, ‘een losgeslagen koe en een stresskipje. Heerlijk. Leg alsjeblieft gauw een ei schatje, dan help ik intussen je vriendin van haar melk af. Ik heb de kan al meegebracht.’
Opgewonden kakelend krabte Claer een kuiltje in de grond en ging haar best zitten doen.
Jolita, eveneens blij, maakte dolle sprongen zodat ze goed gekarnde waar zou leveren.
Enthousiast klapte het meisje in haar handen bij het zien van zoveel ijver.
‘Wat goed,’ jubelde ze; ze knielde neer en tapte. Verrukkelijk schuimend plonsde de melk in de kan.
Claer gilde opgetogen ‘Toktoktok alwéér een ei’ en fladderde trots een metertje op en terug.
De kan was vol; het meisje bedankte de dieren uitbundig.
‘Heerlijke vriendinnen zijn jullie, fantastisch, dank, dank.’
Ze schudden voorpoot, vleugel en hand ten afscheid.
‘Dit,’ verklaarde Jolita, ‘was een avontuurlijk begin.’
‘Zo is het’  beaamde Claer maar begon opeens weer te bibberen.
‘M-moet je eens kijken wat daar staat’ wees ze naar links, ‘een jonge olifant..’
‘Hè? Verdomd, je hebt gelijk!’
Jolita was niet bang uitgevallen en stapte op het diertje af.
‘Dag kindje, ben je verdwaald?’
‘Tettareitèiiuét’ klonk het vals, het was nog maar een klein ding.
====

Jolita, de koe die zich verveelde  6

‘Oh please,’ met een gepijnigde frons draaide Claer haar kop af, ‘is dat alles wat je moeder je geleerd heeft?’
‘Sorry hoor,’ antwoordde het jonge ding, ‘ik zit nog maar pas op trompetterles.’
En tegen Jolita: ‘Sommige van die ouwetjes kunnen nergens tegen…’
Claer stoof gepikt op. ‘Wàt zei je daar?’ Prompt viel ze weer in de stress en liet ze zich tegen Jolita vallen. ‘Al die kosten voor vochtinbrengende crêmepjes,’ huilde ze,’ooglidcorrecties, pootverziekende fitness, donzen lingerie, veren in de krul, en dan noemt zo’n snotslurf je oud, omg…’
Onhandig streelde Jolita de arme kip over haar kammetje.
‘Stil maar, zielepiet, hij bedoelde het vast niet gemeen, het is nog maar een kind,’ troostte ze.
Het olifantje keek beschaamd naar de grond. ‘Neem me niet kwalijk mevrouw, ik zal het nooit meer hardop zeggen.’
Claer, die niet de slimste was, nam hier genoegen mee.
‘En ik ben een meisje, ik heet Ivorine. Ik zat met m’n vriendje Monkey in de zandbak toen er een UFO aan kwam scheuren en ons oppikte. Zomaar. Monkey hielden ze en mij lieten ze hier los. Wat moet ik nou doen?’
Jolita dacht na, dit was wel heel apart.
Erg leuk om een nieuwe vriendin te hebben, een kind op sleeptouw was iets anders.
Maar een klein meisje alleen laten wilde ze ook niet; in wiens brute loverhanden zou ze misschien vallen?
‘Oké, blijf maar bij ons dan zoeken we naar je moeder. Daarna gaan we meteen door naar de wazige verten, anders komt er niets meer van. Waar woon je?’
‘Eh, ik weet het niet precies’ kwam het kleintjes, ‘Frieka of zo. Het is er lekker warm.’ Bedrukt keek ze voor zich uit, het was duidelijk dat het arme kind heimwee had.
‘Ik weet het, ik weet het,’ kakelde Claer, ‘Afrika natuurlijk. Daar heb ik een verre neef zitten, een hele deftige.’
‘Naar het zuiden dus. Zullen we aanlopen? Ik wil wel eens wat anders zien dan deze berm. Akkoord? Ivorien, je mag onderweg wel trompetwijsjes oefenen hoor.’
Ze schudden voorpoot, vleugel en slurf en begaven zich op weg, vastbesloten zich door niemand te laten ophouden.
Na een half uurtje kwamen ze bij een geheimzinnig watertje.
Het verscheen zomaar tussen de bosjes

© Bertjens

Jolita, de koe die zich verveelde 3 + 4

‘Pak haar, vlug, voor ze wegloopt, hahááá daar is ze dan, vuurtje erbij…’ gemene ogen keken haar aan, een scherpe brandgeur tergde Jolita’s neusgaten. Ze huilde van ellende tot ze wakker werd van Betsie 3578 die haar zachtjes porde.
‘Hé Jool, ben je ziek? Heb je ’t scherp? Wil je een slok water?’
‘N-n-hee, ik droomde, een griezel wilde me brandmerken, het stonk al..’

‘Gatver wat eng. Dat komt natuurlijk door gekke Marjana,’ wist Betsie.
‘Huh? Marjana?’

‘Wist je het niet? De dochter heeft een nieuwe naam en om het te vieren stak ze gisteravond een reuzejoint op, van òns hooi nog wel. De baas was maar net op tijd, er brandden al drie balen. Daarom stinkt het zo.’
‘Oh…’

Met de punt van Betsies staart droogde Jolita haar tranen.
Ze probeerde weer te slapen maar het lukte niet.

-Wat een wereld, dacht ze, woon je met twintig koeien op een kluitje, steken ze je voorraadschuur aan.
Ze dubte.
Kon ze niet beter meteen gaan? Maar haar melk dan? Die moest ze kwijt, zo kon ze niet reizen. Sjonge, wat een probleem. Als ze nou ‘ns….

Hier stopte ze met piekeren.
Ferm schudde ze haar kop. Ze ging. Nú! Onderweg kwam ze vast wel een dorstig iemand tegen.

Voorzichtig laveerde ze tussen slapende familieleden, zachtjes soppend in het ochtendnatte gras; ze monsterde het hek en klauterde er overheen. Dat valt niet mee voor een koe, het lukte maar net zonder haar uier te schaven..
Dra stond ze aan de andere kant en keek nieuwsgierig rond waar de verten door het gedempte licht nog waziger waren dan anders. Ze zag niet veel, alleen een kip die druk liep te stressen.

‘Wat doe jij hier?’ vroeg ze
‘Ik kan mijn ei niet kwijt,’ antwoordde de kip trillerig

©

De koe die zich verveelde 4

‘Kom met mij mee, de wijde wereld in,’ noodde Jolita, ‘met wat geluk lossen we meteen je ei. Aan wie dan ook, wat maakt het uit.
De kip aarzelde
‘Hm, wat zal ik zeggen, het gaat tenslotte om
mijn ei, ik heb het zelf gemaakt. Maar vooruit, laten we het proberen. Een plek waar je ei niet geaccepteerd wordt is ook niet alles.  By the wei, mijn naam is Claer Cant, achternicht van een markies.
Geef me je poot.’

‘Jolita I, stamboek, nazate van Pitje Boel, aangenaam.’ Ze schudden voorpoot en vleugel.
‘Nou, welke kant zullen we opgaan Claer? Eerst de snelweg over?’

‘Vooruit maar’.
Het was een angstige ervaring voor een koe die geen verkeer gewend was. De ochtenspits maakte haar schichtig; onbeholpen volgde ze haar nieuwe vriendin die niet onder de indruk leek van het verkeer.

Claer zat met andere zorgen.
Jolita wilde er het fijne van weten en zodra ze veilig aan de overkant waren en zich richting wazige verten wendden vroeg ze haar nieuwe vriendin er naar.

‘Claer, zeg eens eerlijk, er is iets met je nietwaar? Ik voel het, je bent niet voor niets zo nerveus.’
Met een gekwelde blik dacht Claer een ogenblik na en barstte los in een huilerig gekakel.

‘Het is 2Macho,’ schreidde ze, ‘2 is de knapste haan van de hoeve, moejeskijke’ en ze haalde een pasfoto tevoorschijn van een inderdaad zeer aantrekkelijke haan.
‘En hij wil me niet, ik ben te vet, zegt ‘ie. Hij heeft liever zo’n lellevel, sniksnotòktòòk..’  Verdrietige tranen maakten sporen op haar mollige borstveertjes.
Ach. Jolita was begaan met het arme kippetje en probeerde het op te beuren.
‘Kom op, ik weet zeker dat we straks andere hoeves tegenkomen, daar lopen vast verstandiger hanen. Echte mannen, lieverd,’  ze trok een deskundig gezicht, ‘hebben liever echte vrouwen!’

‘Zou je denken?’snifte Claer.
‘O,  zeker!’

Claer liet haar ogen over Jolita’s weelderige bouw glijden waarbij ze de volle uier opmerkte.
‘Uh, lieve Jolita, is het nog geen melktijd?’

© Bertjens.

Jolita, de koe die zich verveelde 2

Nu Jolita een besluit had genomen kon ze aan niets anders meer denken, zelfs vergat ze mee te lopen naar de melkstal. De andere koeien stonden ’n paar keer stil en keken om, ‘kom nou…’
De boer, die haar aanduwde en op de melkrobot aansloot maakte een praatje.
‘Goh Joliet, je bent wel sloom vandaag.’
‘Beetje opletten straks hè, netjes meelopen.’ hij gaf haar een kozend klopje op de bil.
(Terzijde, koeien doen niet moeilijk; je hoort ze nooit over #metoo, integendeel, ze ergeren zich het melkzuur aan het gemekker van de geiten in de buurweide.)
Blij dat ze klaar was haastte ze zich naderhand naar tante Rirante.

‘Wilt U me vertellen wat er in de verte ligt tante? Ik wil zo graag wat meer van de wereld zien.’
Tante wendde zich tot haar nicht.
‘Loei, het is zó lang geleden dat ik daar was, dat moet ik even op een rijtje zetten. Maar vertel eens, waarom wil je de wereld in? Je hebt hier toch alles wat een koe nodig heeft?’
Jolita zuchtte. ‘Ik verveel me zo, tante, altijd hetzelfde gedoe. Ik wil wat anders. Ik wil naar een vrij land. Ik wil…’   ‘Jij wilt wel veel, vind ik,’ viel tante haar in de rede, ‘ weet je wel wat een vrij land voor een koe inhoudt? Veel land, weinig hekken en sloten, klinkt mooi maar maar je hebt evengoed een baas. Die brandt je een merkteken in je vel..’
‘Jaahaaa,’ zei Jolita, ‘maar er zijn toch méér landen?’
Nu zuchtte Tante Rirante ook. ‘Zeker, er is een land dat bekend staat om zijn koeienvlees, vooral de cornedbeef schijnt er een delicatesse te zijn. Ben je mooi klaar mee als koe. En een koningin…’ ze zweeg net op tijd, bang voor reprimandes van de RVD.
Jolita zweeg ook. Hier had ze niets aan.
Ze nam zich voor zelf te ontdekken wat zich in die wazige verten verborg. Ze zou de snelweg oversteken en de wijde wereld intrekken.
Morgenochtend.
Dromerig neurde ze ‘In the country…’

© Bertjens

 

Blogpauze. En Jolita deel 1.

Een weekje nadenken, beschouw het als huiswerk.
In de tussentijd staat hier als blogvulling een vervolgverhaal uit 2010.
Over Jolita, de zich vervelende koe. Een knullig gegeven maar het was gezellig om te schrijven.
Reactievelden heb ik uitgeschakeld, wat moet je ook zeggen over een dwarse koe☻.
Tot blogs, later.

Er was eens een koe die zich verveelde.
Jolita, zo heette ze, was een mooie meid uit een sjiek geslacht, had een stamboeknummer en was nazate van Pitje Boel, een  koeman die als een terriër zijn harem verdedigde.
Iets van die felheid zat  in haar genen. Ze was niet zo volgzaam als haar medekoeien; na een jaar grazen begreep ze niet dat haar zussen en vriendinnen  tevreden door het weiland kuierden, vretend van het saaie gras en herkauwend tot de volgende hap, melkbeurt of vlaai.
Er moet meer uit het leven te halen zijn – dacht ze vaak – maar wat? En waar?
Dagelijis kon je haar over het hek zien hangen, melancholiek turend naar  verten die zich verborgen achter snelwegen maar er niettemin veelbelovend uitzagen door de wazigheid: er was van alles mogelijk.


Nu had Jolita weliswaar Pittig bloed, zij was en bleef een koe en wist niet precies wàt die wazige verten haar konden bieden; ze staarde, uren en uren en probeerde zich een beeld te vormen van eventuele kansen.
Leek het lokkende leven op dat van de verstandige boer en zijn vrouw? Hard werken en verder geen flauwe kul?  Mwah, tja, boe, neu…
Of van de weedy dochter die meestentijds half slapend in het hooi bivakkeerde en dromerige wijsjes neuriede? Mwah, tja, boe, neu… (Ze had niet veel fantasie)
Of, en bij deze gedachte veerde ze op, was er misschien een wereld van loslopende koebeesten die in vrijheid leefden?
Ze raakte opgewonden en herkauwde verwoed.
Zodra ze haar melk kwijt was zou ze een gesprek aanknopen met tante Rirante en vragen wat die wist van de wereld buiten het weiland.

© Bertjens

Nazomer

Het was een natte dag vandaag
met een herfstig windidee
ik kookte aardappels, een laag,
dan melk, en vette boter voor ons twee.
De zon die vroeg me voor een reis
‘zeg, ga je mee? ’t Is altijd prijs.’
Natuurlijk deed ik dat terstond
wie wil dat niet, de wereld rond
van oost naar west
en op het lest
de suidersee
om in te sakken.
Pas toen ik thuiskwam
dacht ik aan
de aardappelpuree.
Die stond ze bruin te bakken.

© Bertie

Zwartmans

Mocht ik dit al eens geplaatst hebben, lees er dan maar overheen.

Er was eens een man, zo zwartgallig dat je al naar werd van tien minuten luisteren.
In één gesprek vernoemde hij het kabinet,  vertelde van trieste buien  en over donkere dagen en dan was hij nog niet eens goed op dreef. Van de nieuwsberichten onthield hij slechts de allerberoerdste.
‘In het westen vonden ze een lijk,’ zei hij bijvoorbeeld, ‘met afgesneden oren, het mes stak er nog in.’
Zijn huishoudster wachtte nooit het einde van zijn vertelsels af en vluchtte naar keuken of stofzuiger zodra hij zijn mond opendeed.
Soms werd hij teveel overmand door de ellende die hij overal ontwaarde; dan ging hij naar bed, in de hoop een berustende slaap te vinden. Maar prompt werd hij bezocht door nare beelden en ook daar onthield hij voornamelijk de aller- allernaarste van.
‘Gruwelijke nachtmerries bezochten me; een roedel zwarte weerwolven met bebloede tanden…’
De huishoudster knikte en haastte zich naar de wasmand.
Gekweld keek hij haar na, alleen achterblijvend met zijn gedroomde weerwolven.
-De wereld is er ellendig aan toe-  verzuchtte hij.

Had hij, vraag je je af, in een zwarte wieg gelegen?

Streng in de christelijke leer. Pseudo-olleke bolleke.

 Ollekebolleke is een dichtvorm.

‘Man,’ vraagt een gelovige
vrouw aan haar dovige
brave gemaal,
‘wordt het geen tijd dat ik
werpe een aardse blik
op de moraal?’

‘Vrouw,’ antwoordt echtgenoot
-schrik kleurt zijn wangen rood-
‘hoor ik dat goed?
Al die moderniteit,
niets voor een christenmeid,
hou je bij’t broed!’

© Bertie