Hm, dacht Jolita, dat leek te kloppen; behalve het dorstige meisje hadden ze geen mens gezien behalve de automobilisten op de snelweg. Op deze manier duurde het wel erg lang voor ze iets uit het leven kon halen.
De avonturen die ze vanaf gisteren meemaakten waren niet precies wat ze zich had voorgesteld al moest ze toegeven dat ze zich niet verveeld had. Niet elke koe kreeg de kans om een uitstapje te maken met een liefdesverdrietige stresskip noch ontmoette ze een wildmelkster om van een ontvoerd olifantje en een UFO maar te zwijgen.
Niet verveelde… het drong ineens tot haar door!
‘Zeg Claer,’ zei ze, ‘besef je wel dat we een heel bijzondere trip maken?’
Enigszins bitter keek Claer haar aan. ‘Meen je dat nou? Dan zou ik wel eens willen weten wat jij een badtrip noemt. Bijzonder, poe. Een vrijer die me te dik vindt en in de steek laat, een ettertje in olifantsvel, een onecht meertje…’
Ze rilde.
‘Ik weet niks van badtrips maar… hola, wat nou weer?’
Klikklikklik konk het boven hun koppen, tegelijkertijd zagen ze een flits tussen de wolken.
‘Nondeju… een eurosatelliet.’ Geërgerd balde Jolita een hoef naar de lucht. ‘Hebben we niet genoeg aan mijn baas?’ loeide ze kwaad.
‘De smeerlappen, ons ’n beetje in de gaten houden, boeh! Ik ga weer naar huis als het zo moet. Wat is dit voor vrijheid? Zo vinnik er niks meer an…’
Ze pruttelde maar door tot Claer ingreep.
‘Nou is’t genoeg,’ berispte ze, ‘hou op met je gezeur. Laten we liever omkeren, ik heb vreselijk veel trek in verse mais.’
Ze sjokten terug richting snelweg.
‘Hallóó dames, zin in een avontuurtje?’
Omkijkend zagen ze een paar likkebaardende zwerfhonden.
Ze haalden hun schouders op.
Het hoefde niet meer.
Ze wilden hun melk en ei kwijt en durfden niet te rekenen op een volgend hongerig meisje.
Ze wilden thuis zijn en opscheppen over hun reis.
Ze haastten zich
==
Jolita, slot.
Hoe meer ze zich haastten hoe meer haast ze kregen.
Klepperdeklop deden Jolita’s hoeven; miepmiep-zoiiiinggg flitste Claer; stofwolken staartten achter hen aan en voor ze het wisten stonden ze bij de snelweg.
Jolita dacht er niet aan bang te zijn voor het verkeer en laveerde gracieus tussen de jagende auto’s, een pad banend voor Claer die in diepe gedachten was.
Zodra ze aan de overkant stonden hief ze een vleugel op: stop!
‘War is er aan de hand? Toch niet weer nieuwe meemaaksels?’ Verontrust herkauwde Jolitas een bosje gras.
‘Joliet,’ sprak Claer plechtig, ‘kijk naar mij.’
‘Doe ik al. Èn?’
‘Wat zie je?’
‘Nou, gewoon, ik zie jou.’
‘Anders niks?’
‘Uhh, nee. Sorry hoor.’
‘Heb je last van jaloezie, Joliet? Eerlijk zeggen.’
Verbluft staarde Jolita haar vriendin aan. ‘Waarom zou ik?’
‘Nou, let op: IK BEN AFGEVALLEN!!’
‘Hè? Krijg nou wat… je hebt gelijk, dat ik dat niet eerder heb gezien. Gefeliciteerd meid!’ Ze gaf Claer een warme knuffel waarbij ze tersluiks het schriele kippeborstje bekeek.
‘Luister,’ vroeg ze voorzichtig, ‘zijn er bij jullie geen andere kerels dan die 2Macho? Een gezellige middelbare of zo?’
‘Bejje belazerd?’ steigerde Claer, ‘ik wil 2M en als ik hem niet kan krijgen duik ik het klooster in.’
‘Tuttut’ kalmeerde Jolita, ze was Claers gestress ’n beetje beu. ‘Laten we alsjeblieft doorlopen.’
Pissig kraaloogde Claer terug; zij was het onbegrip van haar vriendin minstens evenveel beu.
Ze kwamen aan het hek. Het naderende afscheid verzachtte hun stemming. Geroerd draaiden ze de koppen naar elkaar, hier was het immers begonnen.
‘Het ga je goed.’ Nog éénmaal schudden ze poot en vleugel.
Jolita klom over het hek zonder haar uier te schaven; ze liep regelrecht naar tante Rirante voor een verslag.
Claer scharrelde heen en weer; wachtend op het welkomstgekraai van 2Macho zocht ze alvast een mooie worm voor hem.
Het leven hernam zich.
=
Op naar de toekomst.
.
–
© Bertjens.