Lieftallige Lina volgde aller ogen, zo hoorde en zag ook zij de wonderlijke aankondiging.
‘Een pruttelfilm,’ dacht ze, ‘wat ontzettend spannend.’
Ze vergat de lenteadviezen, blies de allerlaatste kruimels winterongemakken uit haar hoofd en keek hunkerend naar de veelkleurige wagen waarin ze aantrekkelijke filmmensen vermoedde.
Mooie mannen met een wulpse onderlip, donkerbuine tochtlatten en dito lok over hun babyface. (Haar smaak was nogal archetypisch, ze had tegelijk met de moedermelk zoet gezwijmel binnengekregen over ene Elvis en was dat nooit helemaal kwijtgeraakt.) Lina was net zo naïef als ze lieftallig was, ze droomde simpelweg verder waar moeder was blijven steken.
–
De tweede maal dat ze het bericht hoorde fronste ze. Verse spelers? Deden ze het soms met appelen? Hoe vreemd, daar wilde ze meer van weten.
Ze kuchte van opwinding. Er danste een vergeten sneeuwlettertje uit haar mond, de moeite van het opruimen niet waard. Nu was ze volledig ontwinterd en herinnerde zich het advies: zoek de lente in jezelf.
Ze probeerde het maar de veelkleurige auto-met-roze-luidspreker kraakte haar lentebrein. Vooral de tochtlatten lieten haar niet met rust en ze herinnerde zich nu ook die stem, eveneens donkerbruin.
Lieftallige Lina werd meer en meer een Lustige Lina.
—
© Bertie