3. Lieftallige Lina en de knallendroze luidspreker.

Lina besloot de veelkleurige geluidswagen achterna te lopen, dan zou ze vast wel begrijpen waar het bericht  over ging.
‘Pruttel’ bijvoorbeeld, wat zou dat betekenen? Hoorde dat bij een spannende film? En wat waren verse spelers?
Hopelijk -en dat was wat ze eigenlijk wilde- ving ze een glimp op van de inzittenden, die met de donkerbruine tochtlatten en zwoele onderlip, riep hij haar naam met zijn romantische stem.
Op voorhand verzaligd verliet ze de bibliotheek en rende naar buiten.
De knalroze luidspreker blèrde nog steeds ‘…in dit theater, verse spelers…’ Dan, rochelend, ‘krrrrppgstchchcht-burp … pardon… pànggg...’ De knal was ijselijk, de luidspreker schaamde zich vuurrood. De inzittenden geneerden zich ook, ze deden meteen de gordijnen dicht en parkeerden bescheiden uit het zicht om te wachtten op de dingen die komen gingen. Godot misschien.
Het werd stil op straat. Ook daar werd gewacht. Op terroristen of ET of op de bel van een ijsverkoper.
Er gebeurde niets.
Lieftallige Lina, verre van lustig nu, stond verloren. Wat moest ze nou? Geen uitsluitsel over de film, geen sexy lip en tochtlatten, kortom, niks romantiek. Zo zou haar hoofd het lentegevoel nog kwijtraken.
Bedroefd belde ze  vriend Willem.
Die had geen tijd om te luisteren, hij was druk met opruimen na zijn verjaardagsfeest.
Ze probeerde buurman Mark. Die was strafregels aan het schrijven: ‘Ik mag niet liegen’.
Tante Erica dan maar. Ze was wel oud maar altijd vol begrip en ze reageerde dan ook enthousiast. ‘Kom vanavond maar uithuilen, met een glas wijn komen we er wel uit.’

© Bertie

2. Lieftallige Lina nog steeds in de bibliotheek

Lieftallige Lina volgde aller ogen, zo hoorde en zag ook zij de wonderlijke aankondiging.
‘Een pruttelfilm,’ dacht ze, ‘wat ontzettend spannend.’
Ze vergat de lenteadviezen, blies de allerlaatste kruimels winterongemakken uit haar hoofd en keek hunkerend naar de veelkleurige wagen waarin ze aantrekkelijke filmmensen vermoedde.
Mooie mannen met een wulpse onderlip, donkerbuine tochtlatten en dito lok over hun babyface. (Haar smaak was nogal archetypisch, ze had tegelijk met de moedermelk zoet gezwijmel binnengekregen over ene Elvis en was dat nooit helemaal kwijtgeraakt.) Lina was net zo naïef als ze lieftallig was, ze droomde simpelweg verder waar moeder was blijven steken.

De tweede maal dat ze het bericht hoorde fronste ze. Verse spelers? Deden ze het soms met appelen? Hoe vreemd, daar wilde ze meer van weten.
Ze kuchte van opwinding. Er danste een vergeten sneeuwlettertje uit haar mond, de moeite van het opruimen niet waard.  Nu was ze volledig ontwinterd en herinnerde zich het advies: zoek de lente in jezelf.
Ze probeerde het maar de veelkleurige auto-met-roze-luidspreker kraakte haar lentebrein. Vooral de tochtlatten lieten haar niet met rust en ze herinnerde zich nu ook die stem, eveneens donkerbruin.
Lieftallige Lina werd meer en meer een Lustige Lina.

© Bertie

1. Lieftallige Lina in de bibliotheek

Stel je voor. Het is april, je wilt genieten van het lentegevoel maar winterse buien zitten nog in je hoofd. Zie ze kwijt te raken, denk aan bonte  bloemen als geurige madeliefjes, steek een zonnig-geel kaarsje op, lach tegen iedereen…’
Deze en andere dingsigheden stonden op een weblog onder de titel:ZOEK DE LENTE IN JEZELF.
Met aandacht las Lieftallige Lina het artikel, geïmponeerd. door de deskundologische adviezen.
Even uitproberen.
Hard schudde ze haar hoofd om het te ontdoen van sneeuw en ijs dat zich in de holtes had gevestigd. Ze zwierde haar krullen tot haar oren hagelden en vlokken en pegels uit haar mond rolden als tekstballonnen. Oef, dat was heel wat. Ze deponeerde de buien in de prullenbak en voelde zich merkwaardig licht, vervuld van luchtige zinnen. ‘Hmmmm, heerlijk helder hyacintje, weg de jassen en eeuwig groenen de grassen…’
Hier stopte ze met denken en keerde terug naar het scherm.
Vanuit de ooghoeken spiedde ze naar links en rechts , gelukkig, niemand van de bezoekers lette op haar.
Aller oren en ogen waren gericht op de straat waar langzaam een veelkleurige auto reed,  voorzien van een knalroze luidspreker op het dak.
‘Hedenavond in ons theater,’ schetterde het, ‘is de première van …gepruttel…, een film, speciaal gemaakt voor lenteminnenden. Romantiek, spanning, avontuur, met in de hoofdrollen verse spelers. Komt dat zien, kom dat zien.’

© Bertie

Rouwen, ieder doet het op zijn eigen manier.

Rouwenden hebben tijd nodig.
Hoewel een triest gegeven is het boeiend de verchillende gedragingen van nabij te zien. Je hoopt maar dat ze helpen bij de verwerking, veelal doet het dat ook.
Dit zijn een paar voorbeelden die wij zagen. De meeste mensen zijn ongetwijfeld  bekend met vergelijkbare situaties.

Koppig kookte hij ‘haar’ appelmoes met vanillesuiker. Voor hem weerzinwekkend maar zo hield hij haar levend.

Duiven waren er altijd al. Pas na zijn dood herkende ze haar man in een van hen en begreep ze waarom hij dagelijks tegenover haar huis kwam koeren.

Bijzonder droevig was de vrouw die, pas weduwe geworden, zondags Studio Sport aanzette, een programma dat ze voordien verfoeide.  Ze zag het als een soort ode aan hem en hoopte dat hij er blij mee was.

Een onleesbaar vodje papier dat ze in zijn nagelaten portemonnee vond , dat was volgens de helderziende een boodschap van gene zijde: ‘ik maak het goed’. Het maakte haar bijna gelukkig.

Na een uitgesproken slecht huwelijk verhaalde ze na zijn dood doorlopend van die prachtige echtgenoot, zijn goedheid, zijn liefde en meer. Toen uiteindelijk niemand meer luisterde hield ze er pas mee op.

Een vrouw had na echtgenoots overlijden een paar filmpjes van hem aan elkaar laten plakken en er zijn lievelingsliedjes bij laten plaatsen.
Elke dag keek en luisterde ze, huilend. Ik weet niet wanneer het ophield.

Planten en mensen

Vaste planten zijn loeisterk, je merkt het elk jaar opnieuw.

Deze ooievaarsbek wringt zich moeiteloos tussen voegen van tegels door.  Je vraagt je af hoe ver hij ondergronds gaat, hij komt op verschillende plekken tevoorschijn of het nu op twee of tien meter van de moederplant is.
Je gaat bijna vanzelf denken aan de familiebanden die bij mensen soms heel sterk aanwezig zijn.
Het-bloed-kruipt-waar-het-niet-gaan-kan zou je kunnen vergelijken met ‘de wortels groeien waar ze niet door kunnen’.
Zijn in andere  gewassen ook eigenschappen te vinden, overeenkomend met die van mensen?
Gras bijvoorbeeld is gauw tevreden, het groeit overal afhankelijk van de soort.
Orchideeen  zijn als de prinses op de erwt, ze doen het juist niet overal.
Paardenbloemen lijden aan een minderwaardigheidscomplex, zodra ze volwassen zijn blazen ze zichzelf op.
Enzovoorts.

Tot zover mijn plantenkennis.
Meer weet ik er niet van.

Hoe alles vervliegt. Impressie.

Emoties gaan luwen
vriendschap vervlakt
gemis en begeerte verzachten in weemoedig sentiment.
Berustend in tegenspoed
wordt voorspoed nauwelijks omarmd…

Lang geleden leerden we een vrouw kennen die ver in de negentig was.
Ze had iets achteloos’ over zich, alsof het leven haar weinig interesseerde.
Het was geen dementie, geen levensmoeheid.
Later zag ik hetzelfde -in mindere mate- bij enkele andere hoogbejaarden.
Het intrigeerde me. Het leek me een natuurlijk verloop, terug naar een blanco gevoelswereld om dan, wanneer heftige emoties verwerkt zijn, in alle rust te overlijden.
Misschien is dat de gewone weg en slijt niet alleen het lichaam, ook de geest.
Ik weet het niet.
Maar nieuwsgierig ben ik wel.
Naar hoe we zelf zullen zijn mochten we die leeftijd halen.

Reuzenwesp of hoornaar?

‘Hoor je dat vreemde geluid? Zeker een nieuw soort helicopter.’ Kennis keek op.
We gingen naar buiten maar zagen niets en hoorden ook niets meer.
Weer binnengekomen vloog het vreemde geluid ons om de oren. We schrokken.
‘Tjeuss, dat moet een libel zijn, wacht, ik stuur hem naar buiten.’
Zwaaiend met een krant tikte hij het geval aan dat haastig de keuken in dook en zich verschool achter de de radiator.
Geschrokken keken we hem na. Het was geen libel maar een bovenmaatse wesp. Een hoornaar, denk ik.
We vonden hem niet meer en hoopten er het beste van.
Het zat me niet lekker. Van de meeste steekbeesten ben ik niet erg bang maar dit gevaarte vond ik eng, zo fors en luidruchtig, zal hij ook wel een groot ego hebben.
In sluipgang door de keuken en vooral niet kuchen of zoiets leek me het veilgst.
Het was onnodig. Plotseling liet hij een korte en zeer luide zoem horen en viel voorgoed stil.
We zochten en vonden hem op een schoteltje in de gootsteen. Gekrompen want kromgetrokken alsof hij buikpijn had, wie weet?
Voor de foto probeerden we hem recht te trekken.
Het lukte niet, hij hield zijn poot stijf. De andere vijf  ook trouwens.
We rouwden niet.

Vermoeiende herinnering

Vergeten hoeken heb ik gesopt, garage en schuur moesten leeg om te schrobben.
De serre kreeg een sopbeurt.
En de vliering, die had al jaren geen dweil gezien.
Het kwam door de groene zeepwoede die me in de greep had.
Ik had een pot in huis gehaald om een paar vette dingen op te knappen.
Daardoor herinnerde ik me de verheerlijking van dat spul, vroeger.
Groene zeep, god wat stonk die troep, we waren blij dat moe het niet vaak gebruikte.  Ik weet ook nog dat het goede diensten deed, complete woningen werden ermee gereinigd en blonken minstens twee dagen.

En toen kreeg ik de geest. Dat hoopte ik al al weet ik niet waarom.
Ik leegde en veegde, werkte als een bezetene.
Enorme stofwolken wierp ik op, de KNMI kwam op werkbezoek na telefoontjes van nerveuze buren die meenden een plaatselijke klimaatverandering te aanschouwen.  Daarna belde de vuilnisophaaldienst wanneer ze de afvalhopen konden ophalen, ze belemmerden het uitzicht van het blok achter ons. Enfin, zeikerds heb je overal.  Éven bedacht ik de hele straat te laten onderlopen  maar dat idee liet ik varen.
Zo wraakzuchtig.
Na de commotie kon het echte werk beginnen met emmers heet water en vette klonten Driehoek (bestaat nog steeds).
Daar had niemand last van,  dat schoot lekker op.

Mijn aanval is voorbij.
De pot is leeg.
Nu het verfwerk nog, oud tafeltje en kastje  worden vernieuwd.
Ja, ik heb genoten van het mooie weer.☼