Dag 2016, tot nooit meer.

Afgelopen jaar is er niets bijzonders gebeurd. Net als het jaar daarvoor kabbelden dagen na nachten door tot de weken om waren, daarna de maanden en loopt het nu ten einde.

2016 was een Jaar van de Aap, tevens mijn teken in de Chinese dierenriem. Vandaar het gemak waarmee ik de tijd doorkwam?

Overmorgen begint het Jaar van de Haan. Het zegt me niet veel goeds, wat moet je met zo’n beest? De haan die we vroeger hadden maakte me doodsbenauwd met zijn machts- en wellust, als een kip zonder kop betrad hij alle vrouwen, zin of niet.
Mijn man was een Hond, die luisterde tenminste en rende ook niet achter alle kippetjes aan.
Aan voornemens doe ik niet meer, dat was een eenmalig voornemen en bevalt me.
Nog eenmaal neem ik een warme douche, misschien kook ik nog een keertje of bak patat, dat ligt aan de trek die men heeft. Er staat een voorraadje bier, wijn en eterijtjes klaar. Rustig zittend -of hangend-  sturen we het oude jaar de laan uit. Vroeger groots feestend, later knus met zijn tweetjes, nu met een paar anderen.
Zo gaat dat.
En dan nu de eerste stappen naar het einde.
Tot volgend jaar!

Fietsen in mist

Dat we verdwaalden was ergerlijk..De kleine stukken bos tussen de plaatsjes kenden we als ons eigen erf, veel groter dan een paar vierkante kilometer waren ze zelden en dan nog, er stond altijd wel ergens een schuur, of wat vee in een klein bosweitje, als herkenningspunten. Nu echter was het licht uit.

Een kleine 10 km voor ons dorp was de weg afgesloten. Wegwerkers weigerden ons door te laten.
‘Geeft niks, zei man, een stukje terug is een bospad langs de oude belt. Kom op.’
Ik aarzelde, het was zo nevelig. En dan de vele regens van de laatste dagen,  waarschijnlijke glibberige paden, nergens  een lantaarnpaal…
Hij sloeg al af, ik volgde.
Bij de eerste bocht stopte hij; ‘zet je licht maar aan, de mist wordt dikker.’
Verderop kregen we inderdaad gladde grond met kuilen. Weinig zicht en een naargeestige stilte die koud aanvoelde. Na veel lange minuten stopten we weer. ‘Vreemd.We hadden al op de grote weg moeten zijn.’
Over teruggaan durfde ik niet eens te denken.
Plotseling reden we tegen een planken hek. Er klonk een kletsende stap. Ritsel. Een raspend veeggeluid, vlakbij. Pfffff, een schurkende koe maakte ons niet bang.
We aaiden het beest -op gevoel- en gingen stapvoets verder langs het hek en warempel, we voelden straat.
‘Nu zijn we zo thuis,’ troostte hij.
Maar, wat raar, tussen de dichte mistflarden blonk water. Nogmaals stapten we af en keken naar de berm waarvan we een klein randje zagen.Vanaf dat randje was het nat. Hier moest toch een maïsstoppelveld liggen, was dat helemaal ondergelopen? We geloofden niet wat we bijna zagen, we vielen stil.
De andere wegkant was te mistig om te herkennen.
Voorzichtig fietsten we, het water langs de berm angstvallig in de gaten houdend, op wat ons het midden van de weg leek.
En kwamen eindelijk bij een bekende kruising.
De mist trok op, de schemer was een verademing.
Later, bij helder weer,  reden we hetzelfde pad op, benieuwd waar we de weg kwijt raakten.
We konden het niet vinden.

Oude spullen

Dit logje uit 2004 is blijvend actueel,  zeggen mensen om me heen.
De vliering staat nog steeds half vol, nu met nieuwe oude spullen. Echtgenoot is niet meer. Andersom was me liever geweest maar waarschijnlijk hadden we dan weer andere oude spullen.

Daar zit ik dan, klaar om op te ruimen.
Links van me ligt een oeroude GSM. Hij doet het nog.
Rechts ligt een nieuw mobieltje. Hij doet het beter en nog veel meer.
Op een plank staat een gewoon telefoontoestel waarvan de indertijd hooglijk gewaardeerde eigenschappen (Handsfree! TIEN voorkeuzenummers!) volkomen achterhaald zijn.
Vóór me staat een nieuwe pc met alle toeters en bellen, eenvoudig te bedienen door zelfs de grootste elektronische minkukels.
Op de grond staat de oude pc met de gecrashte harddisk.Hij doet het niet meer.
Op een schap huist de nieuwe CDspeler naast de oude die nagekeken moet worden. Dan zou ‘ie het weer doen.
In de keuken speelt de radio, de vorige staat kapot in de kast.
De vliering is een opslagplaats van platenspelers, wisselaars, bandrecorders, cassetterecorders, videoapparatuur, televisietoestellen in diverse maten, stereocombinaties en tientallen andere ooit begeerde ontspanningsdingen. Zij doen helemaal niks meer.

Ik kijk naar de luie stoel. Daar zit mijn echtgenoot die naar mij kijkt terwijl ik dit stukje typ op het nieuwe keyboard. Hij denkt waarschijnlijk ook aan alle afgedankte spullen.
Ik lach naar hem: wees maar niet bang schat, ik zal jou niet op de vliering zetten.
Hij lacht terug: waarom zou je ook, ik doe het nog.

Het theelepeltjesgeheim

Verdwenen sokken, wanten, zakdoeken, voor de meeste mensen een bekend verschijnsel.
Je raakt ze op de gekste plaatsen en manieren kwijt, getuige de zakdoek die uit mijn broekspijp viel en waarop ik attent gemaakt werd door echtgenoot die me bevreemd aankeek. Ook maakten we het mee dat de hond een stuk ondergoed uit de wasmand pikte en er verzaligd op lag te slapen. Het zal onze lijflucht zijn geweest.
Uitgeleende carnavalsspullen en slaapfeestpyama’s, boeken en muziek zie je evenmin vaak terug maar dat lijkt heel gewoon.

Waar ik bij anderen nooit iets over hoor en wat hier schering en inslag is, is het wegraken van theelepeltjes.
Vroeger was het logisch, de kleintjes gebruikten vaak bestek in de zandbak.
Maar er zijn al heel lang enkel grote mensen in huis en die spelen echt niet met zand. Ik zelf ook niet.
Waar blijven die lepeltjes dan?
De afvoeren van vaatwasser en gootstenen hebben een rooster. Bij eventuele verstoppingen komen we ze nooit tegen.
theedrinkenanimaatjes-koffie-en-thee-94521Uitgeleend? Ik kan me niet voorstellen dat iemand zoveel theedrinkers tegelijk heeft.
Gestolen? Kom zeg, Blokkermerk, paar euri per bosje van tien.
Bestaan er theelepeltjes-fetisjisten? De meest vreemde voorkeuren komen voor.
Is het verstandiger op stokjes over te gaan, die kun je tenslotte zelf van de bomen plukken.
Of roeren met de vingers. Alleen, hoe zeg je dat tegen visite?

Er was eens…

…een muizinnetje.
Een knap en lief ding, alleen jammer dat ze nogal vraatzuchtig was.
In het nest begon het al; niet bespeurde ze haar moeder of ze dronk. Veel meer dan de broers en zusjes.
En zo bleef het, met pap, snoepjes, kaas, chips, het was buitengewoon lastig voor de rest van het gezin dat zus alles voor hun neuzen weg snaaide.
Moeder hield haar voor dat ze er beter aan deed zich te matigen. ‘Je eet je nog dood!’ waarschuwde ze onheilspellend.
‘Nou en?’ zei haar vader, ‘dat is haar eigen schuld. Hoeven wij niet meer als een gek op ons kaasje te letten.’
Tja, dat vond moeder wel hard; van de andere kant, muizen werden niet oud en als haar dochter verkoos zich naar het graf te eten was dat misschien te verkiezen boven de kat of de klem. Ze zuchtte.

Met kerstnacht, op foeragetocht in de voorraadkamer, troffen ze de helft van een enorme kerststol en het bijzondere was dat hij daar zomaar, onafgedekt, op de plank stond.  Het muizengezin werd stil bij de aanblik.
Eerbiedig kringden ze rond  het grote mensenbrood. De geur van het baksel, de vruchten, de spijs bedwelmde hen bijna.
Zo niet het muizinnetje. Ze dook pardoes middenin de spijs en at, nee, ze vrat en vrat,  met vreselijke wellust ging ze kopje onder in het brood.
De anderen wilden haar al naspringen als er gestommel klonk en de deur openging. Een mensenstem riep: muizen, ik hoor ze duidelijk. Poes, doe je plicht.
Natuurlijk wachtten ze de kat niet af en schoten als gekken naar hun muizenhuizen  behalve de vreetster.
Ze wilde wel maar kon niet, klem als ze zat in het gat van de spijs die ze op had.
Bibberend wachtte ze op haar lot.
En ja,  een kattenlach weerklonk,  een laatste piep. Vals gespin begeleidde een zacht sleepgeluid.
Vraatzucht en de kat werden haar noodlottig.
Ze had zich naar de dood gegeten.

Achter hun voordeur bogen vader, moeder en de rest van het gezin hun hoofdjes. Ze baden voor muizinnetjes zielenheil en hoopten dat er nog wat over was van de kerststol.
©
  kerststolindex

Kort

M’n neus zit verstopt en waarschijnlijk de hersens ook. Meer dan een  very short shortstory zit er niet in. Met extra vette letters, dan lijkt het nog wat.

Einde gezin.

Een echtpaar had één kind dat geen kinderen had.
Toen stierf het gezin uit.

Een vlieg in de winter

Er zat een vlieg in de slaapkamer. Zo een die je meestal in de zomer ziet, diepzwart met een fluwelig rompje en minipootjes.

Vanmorgen werd ik wakker en knipte de lamp aan. Toen zag ik hem, op het nachtkastje. Ik keek naar hem. We knipperden niet, bleven doodstil wachten tot de ander begon. Het duurde lang, tè lang.
‘Ga weg,’ zei ik, ‘ga naar je moeder’ want hij was klein voor zijn leeftijd.Misschien gekrompen tijdens het verdwalen.
Hij bleef zitten.
Ik zette het raam open en wapperde om hem weg te sturen.
Hij ging niet.
Toen nam ik een tissue om hem voorzichtig op te pakken en uit te laten.
Hij was dood. Ja, zo kan ik het ook zonder te knipperen.