–
Vanniddag zag ik een geruite tijger in het bos. Luierend, languit in het groen.
Geschrokken bleef ik staan. Hij keek, keurde me van hoofd tot voeten en terug. En luierde verder.
Naast opgelucht voelde ik me beledigd zo te worden afgeserveerd. Zo taai ben ik nog niet, riep ik hem. Vlug liep ik door.
Herfstige schoonheid leidde me af. Kunstige webben vertoonden zich, met regenpareltjes versierd. Lange draden verbonden boom en struik, een zachtwollen lichtblauwe gleed over mijn gezicht. Hè? Wol? Ik bekeek de draad, zag dat hij van een tienmeterhoge tak afhing. Vreemd. Zouden spinnen de missing link hebben gevonden en meteen maar het breirag hebben ontdekt? Nee…..
Nou ja, het zal de zon zijn, nam ik aan, speling van het licht. Een speelgoedbeest en een rafeltje.
Die gedachte stelde me gerust.
De grote vijver rondend keerde ik terug, opnieuw genietend van het najaar volgde ik het pad naar de grote weg.
Een meter of tien daarvoor was een ritmisch getik te horen, iets bekends, iets van vroeger. Nieuwsgierig keek ik rond en warempel, daar zat een omatijger te breien aan een groengeblokte sjaal.
Een meter of tien daarvoor was een ritmisch getik te horen, iets bekends, iets van vroeger. Nieuwsgierig keek ik rond en warempel, daar zat een omatijger te breien aan een groengeblokte sjaal.
‘Mooi hè, past bij zijn geruite jas’ glunderde ze terwijl ze me trots de lange lap toonde.

