–
Een wintertaling
at graag paling
Een wintertaling
at graag paling
‘twas een dwaling.
Daar had hij maling.(aan)
–
Een bontbekplevier
ging zwaar aan de zwier
met een rustend poelier
ze dronken gezellig een goudvissenbier
–
Een weidegraspieper
was plotseling hyper
zijn stem werd zelfs dieper:
hij zag een greenkeeper.
–
