‘Hulp? Geen denken aan, ik kan alles nog zelf.’ Ongegeneerd likte ze een druppel van het melkkannetje. Ik keek de andere kant op. Draaide tersluiks mijn theekopje een kwartslag om een oude lippenstiftvlek te ontwijken. Ze zag het, haar opmerkzaamheid nog volkomen intact. ‘Niet schoon genoeg?’ schamperde ze. Ik haalde mijn schouders op.
Het zou niet helpen, toch bleef ik het proberen.
Het deed ons pijn haar gestuntel te zien, temeer door haar – bijna triomfantelijke – zelfvertrouwen. Een likje hier, vochtig dweiltje daar. De eigenwijsheid die niets meer te maken had met de wijsheid die haar vroeger eigen was, het stootte.
‘Nou ja, het is maar een voorstel. Op jouw leeftijd heb je gewoon recht op hulp, al was het maar om een keer de ramen te lappen of de kamer een grote beurt te geven…’
Mijn stem stierf weg onder haar minachtende blik. Ik kromp toen ze hervatte: ‘Net als die luie wijven die wel alles schoon willen hebben maar te beroerd zijn om zelf te werken. Híér heb je het’, wijzend op haar voorhoofd. ‘ Als ik hulp nodig heb neem ik een werkster op eigen kosten. Kom me niet aan met toegewezen hulpen, die zijn goed voor profiteurs.’ Dat was een andere ergernis voor haar, ‘het gegraai, als het maar voor niets is .’
Krukkig stond ik op.
‘Zo laat al, ik ga naar huis en kom volgende week voor de boodschappen, goed?’
Haar blik verzachtte; ‘je bedoelt het goed kind, dat weet ik wel hoor. Maar het hoeft niet. Ik werk als de beste!’
‘Nou, tot dan. Doeg!’
Op de mat voor de achterdeur gleed ik bijna uit over een gevallen en vergeten tomaat.
Plots geërgerd liet ik hem liggen.
Ze ruimde het zelf maar op.
©Bertie