Vanavond, buiten


De wereld is verstild.
Vogel noch kat laat zich zien, bomen waaien onzichtbaar met geluidloze bladeren.
Schemer gaat over in duister waarin ik poëtische woorden uitprobeer om deze zomeravond te vangen maar ze blijven haken bij gebrek aan dichterlijk gevoel.
Ahum.  Gegeneerd kijk ik rond of iemand deze gedachten hoorde.
Er is niemand.
Niemand?
Toch wel, een kleine zonnebloem kijkt op, verbaasd staart ze naar de lens:  De zon?  Zo laat nog?

Joe Speedboot


Voor de vierde of vijfde keer ben ik begonnen aan Joe Speedboot van Tommy Wieringa en ben van plan het nu helemaal uit te lezen.
Het gaat me moeite kosten maar het moet, misschien zie ik na tien jaar eindelijk het licht. Tot nog toe twijfel ik daar aan. Bijna op de helft zijnde is me opnieuw hetzelfde gevoel bekropen als bij het lezen van zijn columns in De Gelderlander (die ik las tot begin dit jaar): hij boeit me niet.
De personages op zich herken ik, stuk voor stuk zijn ze levensecht. Toch komen ze als geheel niet goed over, op de een of andere manier passen ze niet; behalve hoofdpersoon Fransje  komen ze niet uit de verf. Blijkbaar zie ik iets over het hoofd.
Een lange recensie is hier niet aan de orde,  ik ben geen literaire deskundige.
Tommy Wieringa is een goed auteur maar hij ligt me niet. Daar houd ik het op

Vroeger, toen alles beter was?


Dat schijnt  te hebben bestaan volgens sommige mensen, je leest het hier en daar.
Er moet een overzichtelijke wereld zijn geweest, vroeger. In hùn vroeger.
Een eigen land dat iedereen bbb bood, waarin ideale zorgtoestanden heersten, doorlopend naasten-  en dierenliefde beoefend werd en de natuur nog ‘natuur’ was. Kinderen waren gehoorzaam en alle ouders kenden feilloos het opvoedersvak. Eventuele problemen waren voer voor politici.
Buitenlanders bestonden niet, men sprak één taal.
Waarom kende ik dat land niet? Waar lag het dan? Ik ben hier geboren en opgegroeid en zou het toch moeten kunnen vinden?
In gedachten rijd ik de omringende plaatsen af, in alle windstreken, buitengebieden en dichtbevolkte regio’s en zoek daar herinneringen aan vroeger. Dat zijn er velerlei, goede en slechte maar nergens tref ik dat grote geluksoord dat er moet zijn geweest.
En waarnaar ik nooit liefhebbers terug zie gaan.  Voldoende reden om aan het bestaan ervan te twijfelen.

Dorstige ouderen

Mevrouw, dit is een straatonderzoek over het eet- en drinkgedrag onder ouderen, mag ik U wat vragen?
— Ja hoor vraag maar op.
U bent nog steeds slank, volgt U een dieet?
— Nee.
Hoe doet U het dan?
— Ik eet en drink.
O ja?
 — Dagelijks een half sneetje brood en drie portjes bij de lunch, soms vier.
O my god…
 — Als tussendoortje een paar rumbonen. Een matige avondmaaltijd, daarna komt de rest van de  port op tafel. Mijn man heeft liever een jongetje, de lieverd. Hij leeft ’n beetje in het verleden.
(Slik)En U voelt zich goed?
  — Naar omstandigheden. Op je tachtigste schuurt het hier en daar, dat is begrijpelijk hè.
Ja, dat zal wel. Lijden Uw hart en bloedvaten hier niet mee?
  — Nou, dat weet ik niet hoor, dat is aan de huisarts. Ik ben kortademig, heb moeilijke voeten, vergeet wel eens wat, net als mijn  moeder en opoe. Heel zielig, ze waren nog wel zo braaf, de stumpers. Maar goed, ze stierven in fatsoen.
Bent U niet bang voor een ziekelijke oude dag?
  — Jongen, ik bèn ziekelijk en oud en voor de helft versleten. Moet ik soms de evenwichtsbalk op?
Nee, maar toch, zo zorgeloos met Uw lichaam om te gaan….

— Vino pellite curas*
Eh, pardon?
  –Dat leer je nog wel. Dat hoop ik voor je.

  ==========
*Verdrijf de zorgen met wijn. – Horatius

Enkele punten uit het nieuws

 Internet bestaat alweer 25 jaar
Snotneus;  nu al de wijsheid  in pacht hebbend.

Poe, jaren geleden kwamen we ze al tegen in gewone zwembaden.

\
hertenfluisteraar-in-zandvoort
Ik zou wel eens willen weten wat hij ze allemaal wijsmaakte.

Dat hopen we dan maar.

Aangenamer zomerweer richting weekend
En de rest van de zomer??

Stilzitten

Kom, dacht ik, wederom na de lunch, laat ik eens een middagje niet bewegen, dat schijnt met deze warmte gezonder te zijn voor hart, bloedvaten, hersenen, loopneuzen en kunstgebit en nog veel meer.
Vroeger was ik daar erg goed in, in stilzitten; menigmaal dacht de visite dat ik een setje vormde met het Mariabeeld terwijl ik alleen maar Arendsoog zat te lezen.
Nu heb ik geen Mariabeeld, ook geen Arendsoog trouwens. Het enige aanwezige beeld is een zilverkleurige bolle boeddha, probeer daar maar eens mee samen te gaan. Je zou denken dat hij mijn kleine broertje was.
Niettemin ondernam ik een poging,  ik geloofde er in.
Het viel niet mee.
Het geloof  zat te diep,  ik zat stil tot ik verstijfd was en een therapeut moest roepen om benen, rug en de rest recht te trekken.  Het hielp ook niet tegen de hitte, de tropen bleven gewoon hangen.
Ik kan het niet aanbevelen, dit advies en het geloof nog minder.
Morgen spring ik weer op de fiets.  Nou ja, springen…

Fietsen

Kom, dacht ik na de lunch, laat ik eens een ouderwets eindje fietsen. Het ziet er zonnig uit en met de hitte zal het wel meevallen.

Bij het opstappen voelde ik de warmte; hier hield ik me opnieuw voor de gek: straks in het open veld is er frisse wind.
Na vijf minuten reed ik dat open veld in. (de omgeving hier bestaat uit niets anders).
Toen geloofde ik alsnog de weersvoorspelling.
Hup Bertus, sprak ik mezelf toe, warme wind is ook wind, nog een klein stukje  naar de Maas. En verdomd, na tien kilometer haalde ik het. Rechtuit het water in reed ik,  fietste een rondje naar de overkant en terug, zwaaide naar de pont en kroop aan wal.
Nu kon ik er weer tegen en reed nogmaals tien bradende kilometers, ditmaal richting bos. Alweer een verrukking, zwaaiend aan koele lianen speelde ik Jane zonder Tarzan, het zal hem in de aanloop te heet zijn geweest maar het hinderde niet.
Restte  nog een stukje huiswaarts. Dat was zwaar. Gelukkig staan er meevoelende bloemen in de achtertuin; ze zwaaiden bij thuiskomst en wenkten me naar het vijvertje, trokken een stoel bij en zo rustte ik uit.
Een ritje door de Maas, zwaaironde door het bos en een voetbad tussen de lelies, mooi hoor.
Laat de boeren maar dorsen